Politieke invloed deelname Olympische Spelen

maandag 17 februari 2014, 10:00, analyse van Aad Haverkamp

Nu voor Nederland de Olympische medailles in Sotsji binnenstromen, is het debat over mensenrechten in Rusland tijdelijk naar de achtergrond geschoven. Voor aanvang van de Winterspelen concentreerde deze discussie zich vooral op de zware politieke delegatie die de Nederlandse regering besloot uit te zenden naar Rusland. Waar veel staatshoofden en regeringsleiders thuisbleven, vaardigde Nederland de zwaarst denkbare politieke delegatie af naar de Spelen. Een gemiste kans om een signaal af te geven, vinden tegenstanders. Een manier om de dialoog te blijven voeren, aldus voorstanders. In de twintigste eeuw vonden in Nederland vergelijkbare maatschappelijke discussies plaats over een eventuele boycot van de Olympische Spelen. Deze draaiden echter niet om de vraag of de Spelen door politici geboycot moesten worden, maar door sporters. Geleidelijk drongen politici en andere buitenstaanders het domein van de sport binnen.

De Olympische Spelen in Berlijn in 1936 zorgden in Nederland voor een beperkt publiek debat. Een paar maatschappelijke actiegroepen protesteerden tegen uitzending van Nederlandse sporters naar Duitsland, maar zij kregen nauwelijks voet aan de grond. Hoewel een aantal sporters uit eigen beweging besloot niet te gaan (de bekendste van hen was de Joodse bokser Ben Bril), was er binnen de sportwereld brede consensus over de gang naar Berlijn, die vanzelfsprekend leek. Het Nederlands Olympisch Comité (NOC) wilde niets weten van alternatieve geluiden, zeker als deze van buiten de sportwereld kwamen. De politiek hield zich in de jaren dertig volstrekt afzijdig. In ministerraad noch parlement werd gesproken over de kwestie, en in het openbaar lieten politici zich er niet over uit.

Twintig jaar later was de politieke en maatschappelijke invloed op de sportwereld groter. De gewelddadige inval van de Sovjet-Unie in Hongarije in 1956, enkele weken voor de Olympische Spelen in Melbourne, zorgde in Nederland voor een maatschappelijke golf van verontwaardiging. Demonstrerende burgers, journalisten en politici zetten het NOC onder druk om een signaal af te geven door niet naar Melbourne te gaan, en zo te voorkomen tegen de Sovjet-Unie te moeten uitkomen. Hoewel het NOC autonoom was om te beslissen, zocht en vond het advies van de regering, die een boycot in het geheim toejuichte. Nederland trok zich terug van de Spelen. Alleen Zwitserland en Spanje hadden een dergelijk politiek standpunt.

De boycot van 1956 werkte in 1980 nog door in de sportwereld, toen de Spelen door Moskou werden georganiseerd. De Verenigde Staten boycotten de Spelen, waarna de Nederlandse regering dit ook wilde doen. Sterker, premier Van Agt, die een van overheidswege afgedwongen boycot eerder van de hand wees, wenste zelfs een voortrekkersrol voor de Nederlandse sportwereld. Het NOC zat daar echter niet op te wachten, aangezien ze niet weer internationaal geïsoleerd wilde worden als in 1956. Daarom werd het besluit over een eventuele boycot pas genomen nadat andere Europese Olympische comités dit hadden gedaan. Nederland ging uiteindelijk gewoon naar Moskou, tot teleurstelling van de Nederlandse regering en een ruime Kamermeerderheid.

Waarom moet de sportwereld altijd een offer brengen? Deze wedervraag stelden sporters en sportbestuurders vaak in bovenstaande discussies. Waarom niet de economische, culturele of politieke betrekkingen verbreken? Anno 2014 lijkt het erop dat de sportwereld steeds meer ontzien wordt. Hoewel de Olympische Spelen nog steeds als sportevenement worden aangegrepen om een debat te voeren over politieke kwesties, draaide het in de aanloop naar Sotsji niet om de vraag of Sven Kramer, maar premier Rutte en het koningspaar thuis moesten blijven.

Aad Haverkamp, promovendus binnen het project 'Sport, identity and western culture', Radboud Universiteit Nijmegen.

februari 2014