N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Actieve openbaarheid overheid noodzakelijk
DEN HAAG (PDC) - De overheid maakt informatie selectief voor het publiek openbaar en streeft openbaarheid van informatie zodoende niet actief na. Actieve openbaarheid vormt echter de brug tussen het verticale politieke bestuur en de horizontale samenleving en kan daardoor helpen het vertrouwen van de burger in de overheid te vergroten. Dat stelde prof. drs. J. Wallage, voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur (Rob), gisteren in een inleiding over het rapport ‘Gij zult openbaar maken’. Mark de Boer, hoofd concern communicatie bij de gemeente Rotterdam, vroeg zich echter af of actieve openbaarheid werkelijk tot minder wantrouwen leidt. Het afleggen van verantwoording door bestuurders en het serieus nemen van de burger vormen volgens hem de sleutel.
Volgens Wallage dient de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in essentie de actieve openbaarheid van de overheid te regelen, maar doet de Wob dit niet. Integendeel, de overheid maakt alleen informatie openbaar als het uitkomt. De Wob lijkt door ambtenaren zelfs te worden gebruikt om informatie binnenkamers te houden en alleen openbaar te maken als daarvoor expliciet een verzoek wordt ingediend. Wallage schrijft dit toe aan de cultuur die in het openbare bestuur heerst. Ambtenaren zijn niet scheutig met het openbaar maken van informatie, om zo hun bewindspersoon uit de wind te houden. Informatie blijft daardoor vertrouwelijk totdat een minister of wethouder er een mening over heeft gevormd. Of bewindslieden hiermee geholpen worden is volgens Wallage de vraag. Door actief informatie openbaar te maken moet de minister namelijk oordelen over informatie die al publiekelijk beschikbaar is en wordt de besluitvorming inzichtelijk.
Hoewel Mark de Boer niet ongewillig staat tegenover een actievere houding van de overheid om informatie openbaar te maken, plaatst hij een aantal kanttekeningen bij de actieve openbaarheid die Wallage voorstaat. Allereerst acht hij het noodzakelijk dat de behoefte aan openbaarheid meer gericht moet zijn op het resultaat van die openbaarheid, dan op het proces. Mede onder invloed van de media deugt iets pas als het openbaar is en worden klokkenluiders in de publieke opinie altijd als helden voorgesteld, terwijl politici en ambtenaren steevast worden verdacht.
Daarnaast is volgens De Boer slechts vijftien procent van de Nederlanders in staat om ambtelijke documenten, die van C1-niveau zijn, te lezen. Door actieve openbaarheid worden mensen waarvoor de stukken onleesbaar zijn, het bos in gestuurd. Voor hen wordt bijvoorbeeld niet duidelijk of iets een voorstel of een besluit betreft. Tot slot vindt De Boer dat de klemtoon teveel ligt op alleen de overheid als partij die informatie actief openbaar moet aanbieden. Ook burgers en bedrijven hebben informatie die van publiek belang kan zijn. In de Wob worden deze partijen echter niet genoemd.
Met de toegenomen autonomie van mensen en de vlucht die de technologie in de laatste decennia heeft genomen, is het over het algemeen mogelijk geworden om relatief eenvoudig informatie te verkrijgen en te gebruiken. Doordat de overheid niet duidelijk maakt over welke informatie zij beschikt en geen inzicht geeft in het proces van besluitvorming, roept zij volgens Wallage wantrouwen op in haar eigen functioneren. De overheid moet zodoende actieve openbaarheid van informatie nastreven om het vertrouwen van de burger terug te krijgen. Wallage is het met De Boer eens dat enkel grotere openbaarheid niet genoeg is om het wantrouwen van de burger volledig weg te nemen.