N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Er moet in Nederland, net als in Duitsland, een 'Parteiengesetz' komen
Ingrid van Biezen is hoogleraar vergelijkende politicologie aan de Universiteit van Leiden.
In heel Europa worden politieke partijen in toenemende mate onderworpen aan steeds stringentere regelgeving. Net als Duitsland, waar al in 1967 een speciaal Parteiengesetz werd aangenomen, kent de meerderheid van Europese democratieën een aparte partijwet, veelal naast de kieswet en een wet op partijfinanciering. Nederland kent een dergelijke partijwet niet: de wetgever is hier traditioneel terughoudend met regelgeving over partijen, omdat dit hun gedrag en activiteiten onnodig kan belemmeren. Overheidsbemoeienis met private organisaties als politieke partijen past niet bij de heersende opvatting over de rol van de staat in een liberale democratie.
Partijen staan dan ook niet vermeld in de Nederlandse grondwet, terwijl hun regulering grotendeels beperkt blijft tot het minimaal procedureel noodzakelijke: de vereisten voor partijregistratie en deelname aan de verkiezingen zijn vastgelegd in de Kieswet; de financiering van partijen is geregeld in de Wet Subsidiëring Politieke Partijen. Deze wettelijke middelen volstaan ook waar een eventuele aanscherping van de huidige regelgeving gewenst zou kunnen zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van financiële transparantie, of het uitbannen van seksediscriminatie bij het toekennen van het passief kiesrecht.
Het is dan ook niet duidelijk welk doel een aparte partijwet zou moeten dienen. Een intensivering van regulering door een bijkomende partijwet brengt bovendien vrijwel onherroepelijk het risico van onnodige staatsinterventie met het inhoudelijk functioneren van partijen met zich mee. Zo stellen partijwetten veelal eisen aan de vorm van de partijorganisatie en interne partijdemocratie en kunnen zij beperkingen opleggen aan de ideologische opvattingen van partijen. Dergelijke maatregelen beogen doorgaans de democratie te beschermen tegen extremistische en antidemocratische bedreiging, maar tasten tegelijkertijd de autonomie van partijen aan en ondermijnen het politiek pluralisme. Deze afweging is wellicht gerechtvaardigd in landen met een niet-democratisch verleden, waaronder naast Duitsland de vele jonge democratieën in Zuid-Europa en in Centraal- en Oost-Europa, maar doet in Nederland nauwelijks ter zake.