N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Parlementaire zelfreflectie over de Grondwet
Bert van den Braak is verbonden aan het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden
Er staat te veel in onze Grondwet en daar mag best wel wat van worden verwijderd. Dat stelde VVD-Tweede Kamerlid Ard van der Steur tijdens een op 20
november gehouden mini-symposium over 'Het Tweede Kamerlid en de Grondwet'. Van der Steur (die zijn uitspraken op persoonlijke titel deed) vindt dat bijvoorbeeld grondwettelijke bepalingen over het recht op vrijetijdsbesteding, over waterschappen, maar ook over het aantal Tweede en Eerste Kamerleden best geschrapt kunnen worden. Veel bepalingen hebben volgens hem, vanwege de zware procedure voor grondwetsherziening, een te conserverende werking.
Misschien heeft hij wat dat betreft wel een punt, zoals hij ook terecht vraagtekens zet bij de wijze waarop in ons land grondwetsherzieningen kunnen worden gerealiseerd. Belangrijker nog dan deze inhoudelijke inbreng waren zijn pleidooien voor een algemeen debat over de Grondwet en voor vergroting van het bewustzijn onder Kamerleden van de betekenis van onze constitutie. In mijn eigen bijdrage hield ik eenzelfde pleidooi.
Over wat de Grondwet moet regelen en welke waarborgen er moeten zijn om lichtzinnige (en voortdurende) wijzigingen te voorkomen, mag inderdaad best wel eens worden nagedacht. Nu is dat debat er onder politici in het geheel niet. Als er al eens iets in de Grondwet moet worden gewijzigd, omdat bijvoorbeeld teksten verouderd zijn (met woorden als drukpers) dan wordt een Staatscommissie ingesteld die uit louter juristen bestaat. Daar hoor je dan ook (bijna) niets meer over.
Politici (en in de eerste plaats Tweede Kamerleden) zouden zelfs eens een debat moeten houden over wat de betekenis van onze Grondwet is of kan zijn, wat daarin zo waardevol is dat het moet worden verankerd (wie zou ooit het recht op vrije meningsuiting of de vrijheid van godsdienst willen schrappen), en welke procedure het beste is om zowel stabiliteit als flexibiliteit te garanderen.
Dan kan ook worden nagedacht over welke symbolische betekenis we aan onze Grondwet willen toekennen, zodat het een document wordt waarvan ook burgers de betekenis inzien.
Te vrezen valt dat een dergelijk debat - omdat urgentie (nu) ontbreekt - nu niet 'hot' genoeg zal worden gevonden. Maar dat ontbreken van urgentie zou ook als voordeel kunnen worden gezien, omdat daardoor in tamelijke vrijheid kan worden nagedacht en gedebatteerd. De Grondwet moet juist niet in de partijpolitieke sfeer worden getrokken, ook al omdat de vereiste tweederde meerderheid in tweede lezing dan ieder eventueel voorstel kansloos maakt.
Hopelijk wordt deze kabinetsperiode Kamerbreed eens nagedacht over hoe zo'n debat vorm kan worden gegeven. De parlementaire zelfreflectie van enige jaren geleden kan daarbij mogelijk als voorbeeld dienen. Vraag is: wie neemt het voortouw? Is dat wellicht iets voor VVD-Tweede Kamerlid Van der Steur?
Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 22 d.d. 26 november 2012.