N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
'De kloof tussen beeld en werkelijkheid rond Europa heeft geleid tot euroscepsis'
DEN HAAG (PDC) - ‘De bukkende bestuurder durft zich niet te branden aan een positief verhaal over Europa.’ Dit betoogde dr. Anjo Harryvan tijdens het symposium ‘Euroscepsis? Welke euroscepsis?’ georganiseerd door het Montesquieu Instituut, het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
Zijn politici en burgers nu echt kritischer geworden jegens Europa? Sinds het referendum van 2005 heeft menig partij verklaard het Europees project kritisch in de gaten te zullen houden. Maar is deze belofte sindsdien ook terug te vinden in de partijprogramma’s of houdt men vast aan oude Europese idealen? Zien we daadwerkelijk veranderingen of is er toch een grote mate van continuïteit te bespeuren? Hierover hielden dr. Anjo Harryvan (universitair docent Internationale Betrekkingen, RUG), drs. Jurjen Hoekstra (masterstudent Europese Integratie aan de RUG) en dr. Hilde Reiding (onderzoeker en docent RU) een lezing. Vervolgens gingen zij in debat met het publiek, onder leiding van Jan Schinkelshoek (voormalig Kamerlid en parlementair journalist).
Vroeger werd er niet naar Europa gevraagd en hoefde de bestuurders geen verantwoording af te leggen aan het volk over wat er in Europa gebeurde. Dit stelde Reiding. De periode van 1973 tot 1986 was een die werd gekenmerkt door eurosclerosis; de passie voor het Europese project verdween in deze periode.
Volgens haar valt dit toe te schrijven aan twee factoren: ten eerste was er het totale gebrek aan discussie binnen de maatschappij over Europa. Binnen de grote politieke partijen was er consensus over het onderwerp: van links tot rechts waren de politici het erover eens dat we uiteindelijk naar een federaal Europa moesten waar de supranationale instituten de overhand zouden hebben. Deze consensus deed de discussie verflauwen.
Ten tweede was er de groeiende kloof tussen beeld en werkelijkheid: alle Nederlandse partijen wilden dat de supranationale instituten meer macht kregen, maar in de realiteit kregen juist de intergouvernementele krachten meer macht. Hierdoor nam de macht van Frankrijk en Duitsland toe, terwijl die van Nederland afnam. De Nederlandse politiek kreeg steeds meer het gevoel dat het machteloos was binnen Europa. En het enthousiasme voor een zaak verdwijnt wanneer je daar toch geen invloed op kan uitoefenen.
Harryvan constateert dat tot 1995 de aandacht onder politieke partijen voor Europa toeneemt, maar vanaf dat moment stagneert. Dit is opmerkelijk omdat juist vanaf 1995 de kiezers Europa meer als een bron van idealisme of ergernis begonnen te zien en het maatschappelijk debat rond het onderwerp toenam. Opvattingen over Europa zijn binnen de partijen ook niet hetzelfde gebleven. Europa veranderd namelijk constant van aard en dus moeten zowel voor- als tegenstanders constant zich bezinnen op hun ingenomen positie.
De VVD was vanaf de jaren 1950 altijd zeer pro-Europa , maar Frits Bolkestein bracht midden jaren negentig de partij van zijn eurofederalistische geloof af. Ook de PvdA en het CDA zijn hun federalistische overtuigingen kwijt geraakt; voor hen waren de Fortuyn-revolte en het grondwet-debacle van 2005 de reden om hun posities jegens Europa te herzien.
GroenLinks heeft juist een tegengestelde ontwikkeling doorgemaakt: de partijen waaruit Groenlinks ontstond waren zeer kritisch jegens het Europese project, maar in de jaren 2000 werd GroenLinks – samen met D66 – de meest pro-europese partij van Nederland.
De SP heeft altijd moeten worstelen met Europa. Vanuit zijn ideologische overtuiging is het altijd tegen Europa geweest, maar de wens mee te regeren dwingt de partij ertoe zich meer gematigd uit te drukken. Alleen de PVV is consistent: sinds de oprichting is hij altijd tegen iedere vorm van verdere Europese integratie geweest.
Volgens Hoekstra zal de huidige verkiezingscampagne gedomineerd worden door wat Europa niet moet doen. Het onderwerp Europa zal dan ook door een zeer negatieve sfeer worden omringd. Voor Harryvan is dit geen probleem: ‘Eerst mopperde de man van de straat over de heren en dames in Den Haag en nu mopperen ze over de heren en dames in Brussel. Dit nieuwe mopperen zal gewoon een onderdeel worden van typisch Hollandse narrigheid. En daar hoeven we ons echt geen zorgen over te maken.’