N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Masterclass: Multilevel governance, vertegenwoordiging en consensus in Europa
Terwijl Europa zich druk maakt over wat er op het niveau van de Unie gebeurt, is het ook van belang te bezien hoe in de diverse lidstaten de democratische verhoudingen, inclusief de verkiezing van vertegenwoordigers, is georganiseerd. Het college over dit onderwerp op 20 april 2012 werd gegeven door Professor Frank Hendriks van de Universiteit van Tilburg.
Er zijn een aantal systemen die de tradities in Europese landen ideaaltypisch in categorieën indelen. Engels-Westminster, dat voornamelijk pluralistisch is, Frans Napoleontisch, dat voornamelijk legalistisch-technocratisch is, Scandinavisch, dat consensueel is en tenslotte Germaans-Rijnlands, dat voornamelijk corporatistisch is.
Opgemerkt moet worden dat de systemen allen hybride kenmerken hebben. Deze hybriditeit wordt bovendien beïnvloed door het feit dat ze allen deel uitmaken van het grotere Europese systeem dat een zekere invloed heeft. Vitale democratiën hebben een hybride karakter, waardoor ze zich eenvoudiger kunnen aanpassen aan allerlei ontwikkelingen.
De (hybride) subnationale democratie wordt deels bepaald door tradities, maar heeft niet altijd een link met nationale stereotypen. Ook hier bestaan karaktertrekken die afwijken van een algemeen beeld. Ondanks de tradities die een zekere invloed hebben, worden de systemen ook vaak vanuit het lokale niveau.
Als gekeken wordt naar het lokale systeem zijn er twee groepen te onderscheiden. Landen met sterke lokale systemen zijn het Verenigd Koninkrijk, Scandinavië, Nederland en Duitsland. Landen met een zwakker lokaal systeem zijn Portugal, Griekenland en Ierland. Voorts zijn er landen die sterk zijn op het meso-(provinciaal)niveau.
Hiertoe behoren Duitsland, Zwitserland, Spanje en België. De zwakkere landen op meso-niveau zijn Portugal, Griekenland, Ierland, Hongarije en Denemarken. Er bestaan democratische modellen waarbij er sprake is van een indeling in indirecte en directe democratieën. Hierbij wordt het onderscheid onder andere gemaakt aan de hand van de invloed van het electoraat en of er sprake is van een tweepartijensysteem, waarbij verschillen in beleid terug te voeren zijn tot de beleidsdominantie van een der twee partijen.
Een ander model is het model waarbij door partijen gezocht moet worden naar overeenstemming, omdat het land anders onregeerbaar wordt. Dit laatste model is het consensusmodel. Dit is tevens het model dat op Europese niveau betrekking heeft.
Welke link kan er getrokken naar het Europese niveau was de vraag tijdens de discussie. Hoe kan namelijk gestimuleerd worden dat de burgers - het electoraat - zich realiseert dat Europa van belang is. Veel Europese burgers denken dat de afstand tot Europa te groot is en dat de EU te gecompliceerd en te technisch is. Een mogelijke uitweg kan, zijn dat in nationale verkiezingen Europese issues geïntroduceerd worden.
Hoewel het lijkt dat Europa door technocraten wordt geregeerd, moet de invloed van belangengroepen niet vergeten worden. Dat laatste kan ook mogelijk een weg zijn waarlangs de Europese burgers hun stem laten horen. Over blijft het gebrek aan legitimiteit met betrekking tot de leden van de Europese Commissie.
De benoemingen zijn nu een zaak dit op nationaal niveau wordt geregeld, weliswaar met instemming van de parlementen, maar het lijkt voor de burgers een ver-van-mijn-bed-show. Wellicht zou er een manier gevonden kunnen worden waarbij burgers hier een directere invloed zouden kunnen uitoefenen. Hierop blijft het antwoord uit.