N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eurocrisis: it’s politics, not economics, stupid
Wie menig commentaar over de Eurocrisis volgt, zou tot de conclusie kunnen komen dat het met de geestesgesteldheid van Europese politici niet al te best is. Zij zouden kortzichtig zijn, problemen niet begrijpen dan wel onderschatten. Vooral economen hebben hier een handje van.
Uiteraard is niets mis met de intelligentie van politici. Hun handelen wordt echter vooral bepaald door politieke motieven en niet door economische analyses. Bovendien hebben zij in een democratisch rechtsstaat met een reeks beperkingen te maken.
Neem Angela Merkel de Duitse premier. Merkel is gepromoveerd in de theoretische scheikunde. Haar proefschrift is gebaseerd op kwantumchemische en statistische methodes. Voldoende hersens voor economische analyses, zou je zeggen.
Maar Merkel wil en kan niet vanaf de economische tekentafel besluiten nemen. Zij is regeringsleider in een democratie. Zij is afhankelijk van twee andere politieke partijen waarmee ze een regeringscoalitie vormt en deze coalitie heeft de steun nodig van een meerderheid in het parlement. Merkels handelen wordt onder anderen ook nog beperkt door de Duitse grondwet en het waakzame oog van het Duitse constitutionele hof.
Hoe ziet het politieke krachtenveld waarin Merkel zich op dit moment beweegt concreet uit? Uit diverse enquêtes blijkt dat een kleine meerderheid van de Duitse bevolking nog steeds een voorstander van de Euro is. Maar uit een recente Eurobarometer bleek ook dat nog maar 36 procent van de Duitsers vertrouwen in de Europese Unie heeft. Maar één van de 27 lidstaten scoort nog slechter: het Verenigd Koningrijk.
Ook vertaalt zich de steun voor de Euro niet in steun voor concrete maatregelen om de Euro te redden. Uit de Duitse enquête Politbarometer blijkt bijvoorbeeld dat driekwart van de Duitse burgers tegen het vergroten van de Europese financiële reddingscherm zijn. Geen Duits belastinggeld naar Griekenland is de boodschap.
De scepsis van de burgers vindt ook zijn neerslag in de regeringscoalitie. Belangrijke politici van de CSU, de Beierse zusterpartij van Merkels CDU, zinspelen al sinds een half jaar openlijk op een faillissement van Griekenland.
Hetzelfde geldt voor de andere coalitiegenoot, de liberale FDP. Deze partij heeft bij een regionale verkiezing een mogelijk faillissement van Griekenland zelf expliciet tot verkiezingsthema gemaakt en daarmee afstand van het beleid van Merkel genomen. Bij elke stemming in het Duitse parlement is het weer de vraag of voldoende leden van de partijen van de regeringscoalitie het beleid van Merkel steunen.
Bovendien moet Merkel ook nog rekening houden met de Duitse constitutionele hof. In de mei 2010 hebben critici van Merkel’s beleid een klacht ingediend bij het hof met het doel om de Duitse bijdragen aan de Europese reddingscherm en garanties voor Griekenland ongrondwettig te verklaren, omdat het de rechten van het Duitse parlement teveel zou inperken. Weliswaar heeft de constitutionele hof de klacht afgewezen, maar heeft tegelijkertijd duidelijk gemaakt dat bij soortgelijke afspraken in Brussel Merkel vooraf toestemming moet vragen van de begrotingscommissie van het Duitse parlement.
Gezien deze thuissituatie kan Merkel dus niet anders dan voorzichtig opereren. Merkel heeft draagvlak nodig. Terwijl het economisch waarschijnlijk zinvol zou zijn een dergelijke crisis vroegtijdig aan te pakken, dicteert de politieke logica om niet te ver voor de troepen uit te lopen.
Het mag cynisch klinken, maar politici hebben er soms baat bij om pas te handelen als de problemen zo groot zijn dat er voldoende draagvlak bestaat bij andere politieke partijen en bij de kiezer.