N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het einde van het paradigma van de parlementaire democratie?
De financiële crisis die sinds 2008 woedt heeft niet alleen slachtoffers onder huizenbezitters, beleggers, banken en zelfs soevereine staten gemaakt. Ook de ‘Politiek’ kan tot een van de slachtoffers van de crisis worden gerekend. De afgelopen weken zagen we voortdurend dat democratisch gekozen politici er niet in slaagden om door middel van het beproefde middel van parlementaire meerderheden antwoorden te vinden op de gevolgen van de financiële crisis.
In de Verenigde Staten hakkelen de Democraten en Republikeinen over de verhoging van het Amerikaanse schuldenplafond - een besluit dat ooit een hamerstuk was. In Griekenland en Italië zijn politici met een mandaat op ruwe wijze vervangen door politici zonder mandaat. En in België heeft uiteindelijk de afwaardering van de kredietwaardigheid van de Belgische staat na ruim 550 dagen van formeren tot een ‘shotgun wedding’ van alle grote partijen geleid - een regering omdat het moet.
Ondertussen groeit het ongeduld en ongenoegen van (semi-)autoritaire regimes met de democratieën van het Westen. De Chinese leiders lijken niet te snappen dat in tijden van crisis politieke besluitvorming aan gekozen parlementariërs en politieke partijen kan worden overgelaten. Ze vrezen dan ook dat wanneer de Amerikanen, van wie de Chinezen de dollars in bewaring hebben, en de Europeanen, die hun belangrijkste handelspartners zijn, er niet in slagen hun problemen op te lossen dat zij dan ook het Morgenland mee in hun val zullen sleuren.
Niet alleen de Chinezen roeren zich. Ook de andere BRIC landen, India, Brazilië en Rusland, hebben zich kritisch uitgelaten tegenover het Noorden. Brazilië heeft al aangeboden om geld bij te storten in het potje van het Internationale Monetaire Fonds (IMF), maar wil in ruil daarvoor meer zeggenschap in de besluiten van deze instelling.
Het is de omgekeerde wereld: de Westerse democratieën lijken te verdrinken in de politieke en economische vrijheden die zij de afgelopen zestig jaar met het opgeheven vingertje aan de rest van de wereld hebben voorgehouden. De liberalisering van de financiële markten in de jaren tachtig van de vorige eeuw hebben - voor korte duur blijkt nu achteraf - een ongekende groei van de welvaart en de verbetering van levensstandaarden geleid voor een zo groot mogelijke groep burgers.
Echter, de economische vrijheid blijkt ook haar grenzen te hebben nu. We hebben in alle vrijheid een veelkoppig monster gecreëerd die nu onze ondergang lijkt in te luiden. Ergo, het blijkt ook dat democratische politiek grenzen kent, zwak en stuurloos als deze is bij het oplossen van de financiële crisis. Betekent de crisis dan ook het einde van de politiek zoals wij die hier in het Westen kennen?
Ik neig er sterk naar om deze vraag met een ‘ja’ te beantwoorden, hoewel ik mij zeer goed realiseer dat de veranderingen zich niet van de ene op de dag zullen voltrekken. De financiële crisis doet zijn intrede op het moment dat de parlementaire democratie als institutie zich toch al niet goed raad weet met een aantal grote maatschappelijke, natuurlijke en technologische vraagstukken.
De ‘grote’ problemen van deze tijd - die zijn naast de crisis nog altijd het klimaat, overbevolking, milieu, immigratie, veiligheid - zijn grensoverschrijdende problemen waarvoor collectieve actie van niet alleen staten maar ook non-gouvernmentele organisaties (NGOs), internationale organisaties en het (internationale) bedrijfsleven voor nodig is.
‘De’ parlementaire democratie die we kennen en die honderdvijftig jaar geleden is ontstaan als gevolg van de industrialisatie en de daarop volgende emancipatiestrijd van de lagere en middenklassen lijkt geen adequate antwoorden op deze vraagstukken te kunnen produceren.
De internationalisering van maatschappelijke en economische problemen betekent dat nationale staten niet langer als een soeverein die een duidelijk en tot de eigen staat herleidbare voorkeuren heeft, kunnen handelen. Daarvoor zijn de maatschappelijke en economische grenzen tussen staten te poreus en de vraagstukken te groot voor de omvang van een enkele staat.
Dit alles betekent mijns inziens dat we getuige zijn van het begin van het einde van ‘het paradigma van de parlementaire democratie’. Dit paradigma houdt in dat politieke besluitvorming in ons politiek bestel altijd terug te voeren moet zijn op de voorkeuren van burgers die door middel van verkiezingen hun vertegenwoordigers belasten met het benoemen, besluiten en uitvoeren van die voorkeuren.
Echter, te vaak zijn we inmiddels geconfronteerd met het gegeven dat er een hele verzameling aan besluiten bestaat die niet langs deze weg is verlopen - en ook niet kon verlopen. Ofschoon parlementen zelf als instituut nog lange tijd zullen blijven bestaan - ze zijn immers niet van gisteren - kunnen we ze echter niet langer als het hart van onze politieke besluitvormingsmechanismen beschouwen.
Er zijn te veel gaten in dit paradigma geschoten en we moeten op zoek naar nieuwe politieke paradigma’s. In dit verband is het de hoogste tijd om na te denken over nieuwe vormen van politieke representatie onder voorwaarde dat de principes van rechtsstaat en vrijheid van het individu recht overeind blijven staan.
Zoals de parlementaire democratie zelf ooit een bijproduct was veranderende economische en sociale verhoudingen dienen we politieke representatievormen te vinden die ons voor de komende eeuw of anderhalf kunnen helpen bij het adresseren van post-nationale vraagstukken waarmee we nu en in de nabije toekomst zullen worden geconfronteerd.
Dr. Kutsal Yesilkagit is fellow van het MI