N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Populisme: gevaarlijke ideologie of strategisch middel?
DEN HAAG (PDC) - De gevestigde orde in Nederland wordt uitgedaagd. Populistische partijen spelen in toenemende mate in op de gevoelens van onlust en de gevestigde orde beklaagt zich hierover. Daarbij roept het opgekomen populisme diverse vragen op. Hebben we te maken met een compleet nieuwe verschijnsel of bestaat het al langer? En is populisme iets gevaarlijks of eerder een onschuldig middel om de gunst van het volk te winnen? Tijdens de discussiebijeenkomst ‘Politiek, Parlement en Populisme’ stond de aard van het populisme centraal. Conclusie: de definitie van populisme is niet eenduidig, ook niet populistische partijen gebruiken populisme als strategie en populisme en nationalisme zijn niet hetzelfde.
Tim Houwen , als filosoof verbonden aan het Centrum voor Ethiek van de Radboud Universiteit Nijmegen, constateerde dat sinds de opkomst van Pim Fortuyn en zijn LPF populisme vooral een negatieve klank heeft, bedoeld om politici te diskwalificeren. Houwen stelde een aantal kernproblemen met het populisme vast. Zo claimen populisten een ‘spreekbuis voor het volk’ te zijn, maar is niet duidelijk wie dat ‘volk’ is en wat het ‘volk’ wil. Het populistisch electoraat praat de populistische politicus na. Daarbij is het lastig de gepredikte ‘volkssoevereiniteit’ te rijmen met de spelregels van de rechtsstaat. Als laatste speelt volgens Houwen ook een ‘meritocratisch aspect’ een rol: verkozen vertegenwoordigers vormen in alle gevallen immers een nieuwe elite en dat staat per definitie op gespannen voet met het gepredikte gelijkheidsideaal.
De historicus Paul Lucardie van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) maakte een historische wandeling door het populisme, te beginnen bij Derk van der Capellen in 1781, om via de laat 19e eeuw met populistische raakvlakken bij het socialisme en Abraham Kuyper, via NSB, de Boerenpartij, D66, en Janmaat bij Pim Fortuyn en de Leefbaren zoals Leefbaar Nederland te eindigen. Tijdens de discussie werd duidelijk dat het moeilijk is populisme te definiëren. Zo vroeg Sytze Faber, in de zaal aanwezig, zich af waarom hij de CPN niet als populistische beweging zag.
Het duo Koen Vossen en Simon Otjes, politicologen aan de Universiteit Leiden onderzochten of populisme nu primair als strategie of als ideologie moest worden beschouwd. Volgens Vossen heeft populisme zowel strategische als ideologische kanten, die in demagogie kan omslaan. Otjes vergeleek het stemgedrag van de SP met dat van de PVV in de Tweede Kamer voor de periode 2004-2010. Zijn conclusie was dat hoewel beide partijen als populistisch kunnen worden aangemerkt, er wel degelijk sprake is van afwijkend stemgedrag op het grootste gedeelte van de punten. Zijn mening was dan ook dat het klassieke verschil tussen links en rechts nog altijd bepalender is voor de besluitvorming dan populistische impulsen.
Aan de hand van stellingen werd daarna de zaal bij het debat betrokken. Er ontstond een levendige discussie over de definitie van populisme, over populisme en nationalisme, en over de opkomst van populisme in relatie tot de ontzuiling en opkomst van de multimedia. Algemeen werd erkend dat partijen steeds vaker populistische one-liners gebruiken. Zo citeerde een der aanwezigen premier Rutte: ‘we geven Nederland terug aan de Nederlanders.’