N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Persoonsgebonden Grondwetsherziening
Op 8 maart van het vorige jaar diende Femke Halsema een wetsvoorstel in tot herziening van de Grondwet. Het betrof de bevoegdheid van de rechter om wetten aan Grondwettelijke bepalingen te toetsen. Indiening geschiedde nog vóór de Tweede Kamerverkiezingen. De initiatiefneemster wees erop dat aangezien de Kamer inmiddels ontbonden was (mede vanwege aanneming van haar voorstel in eerste lezing) indiening voor de tweede lezing al mogelijk was. Dat zou voortvarende afhandeling kunnen bevorderen. In oktober 2010 bracht de vaste commissie voor BZK verslag uit over het voorstel.
Een vlotte afhandeling lag in de lijn der verwachting, maar na het vertrek van de GroenLinks-aanvoerster bleef het stil. Er is zelfs nog geen ander GroenLinks-Kamerlid dat de verdediging van het voorstel heeft overgenomen.
Tot 1986 werd de tweede lezing vrijwel altijd direct ter hand genomen en vond het afrondende debat binnen een jaar plaats. In 1956 werden de elf voorstellen tot grondwetsherziening al op 11 juli behandeld, acht dagen na het aantreden van de nieuwe Kamer. In 1963 was de behandeling een kleine maand nadat de nieuwgekozen Kamer was geïnstalleerd. Nadien duurde het iets langer voor de tweede lezing plaatsvond, maar daarvoor waren dan specifieke redenen zoals in 1981 en 1994 een lange kabinetsformatie.
Vanaf 1998 werd de termijn van afhandeling van de tweede lezing steeds verder opgerekt. De voorstellen in tweede lezing werden later dan voorheen ingediend. Bij een voorstel over het binnentreden van woningen was dat bijvoorbeeld pas in september 1998 (de Kamer was in juli aangetreden). Het voorstel werd daarna pas in juli 2001 door de Tweede Kamer behandeld. Afhandeling van de voorstellen over tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers en samenwerkingsscholen vond respectievelijk plaats in juni 2004 en april 2006, terwijl de voorstellen pas in december 2002 waren ingediend, een half jaar na het aantreden van de nieuwe Kamer.
In januari 2005 voerde de Eerste Kamer op verzoek van Erik Jurgens een debat over afhandeling van grondwetsherzieningen in tweede lezing. Toen was allereerst de vraag aan de orde of een andere dan de na de eerste lezing gekozen Tweede Kamer bevoegd was alsnog de grondwetsherziening af te handelen. Kabinet en parlement concludeerden dat daartegen geen bezwaar is, zoals overigens ook de Raad van State in een advies had betoogd. Wel erkende toenmalig minister Thom de Graaf dat spoedige indiening en afhandeling wenselijk was. De minister stelde dat vertraging strijdig was met de bedoeling van de grondwetgever. De Eerste Kamer deelde die mening.
Het moment van indiening kon als teken van goede wil van Femke Halsema worden gezien om dit keer wel tot vlotte afhandeling van de tweede lezing te komen. Dat haar vertrek uit de Kamer tot vertraging leidt, is op zijn minst merkwaardig. Redenen om te treuzelen zijn nauwelijks te bedenken. Het tweedelezingsvoorstel is inhoudelijk uiteraard identiek aan dat in eerste lezing, alle argumenten zijn al aan de orde geweest en amendering is niet meer mogelijk.
Strikt genomen is er over de termijn van afhandeling niets geregeld. De Grondwet bepaalt alleen (artikel 137) dat na bekendmaking van een overwegingswet (de eerste lezing) de Tweede Kamer wordt ontbonden en dat de nieuwe Tweede Kamer na samenkomst het voorstel in tweede lezing overweegt. Je zou wel zeggen dat uit bijna twee honderd jaar parlementaire praktijk kan worden afgeleid dat spoedige afhandeling voor de hand ligt. Er is - zeker formeel - immers een relatie tussen de ontbinding (en verkiezing) en de afhandeling in tweede lezing. Na de kiezersuitspraak moet de nieuwe gekozen Tweede Kamer een oordeel vellen.
Wel nu op 9 juni vorig jaar hebben wij met z'n allen een zeer duidelijke uitspraak gedaan over de constitutionele toetsing. Daar bleken we namelijk in meerderheid vóór te zijn (.... of was het nou tegen?).
Hoe het ook zij, Ineke van Gent (of een ander GroenLinks-Kamerlid) moet de verdediging nu toch spoedig op zich nemen en de knoop over het voorstel moet worden doorgehakt. Dat lijkt mij constitutioneel wel zo zuiver, ook al is dat niet toetsbaar.