N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Europese partijvorming gaat door, maar in een laag tempo’
Europese partijvorming gaat door, maar wel in een laag tempo. Als de Europese integratie versnelt, gaan ook Europartijen een grotere rol spelen.
Dat verwachten Gerrit Voerman en Edwin van Rooyen, verbonden aan respectievelijk het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit Groningen en het Montesquieu Instituut.
Er is volgens de twee een ‘samenhang’ tussen het tempo van Europese eenwording en Europese partijvorming. ‘De ontwikkeling van de Europese politieke partijen loopt in belangrijke mate parallel aan het proces van Europese integratie. Telkens als de Europese eenwording een impuls kreeg, kregen de europartijen die ook. Als het trager verloopt of zelfs stagneert, zie je dat ook aan de partijvorming.’
Europese partijfederaties ontstonden in de aanloop naar de eerste directe Europese verkiezingen in 1979, kregen formele erkenning ten tijde van het Verdrag van Maastricht en met het Verdrag van Nice kwam de mogelijkheid van rechtstreekse subsidiëring van Europartijen door de Europese Unie.
Europese partijvorming moet volgens Voerman en Van Rooyen steeds rekenen met nationale weerstanden: ‘Europartijen zouden een belangrijke rol kunnen spelen om onderwerpen op de EU-agenda te zetten, maar nationale verschillen staan dat tot dusver in de weg. Nationale partijen zullen zich niet snel voegen in bindende supranationale besluitvorming binnen europartijen.’
Stellen samenwerkingsverbanden als de EVP iets voor? Oefenen ze reële invloed uit?
‘Als het gaat om machtsuitoefening, wat toch het wezenskenmerk van partijen is, stellen Europartijen nog niet zoveel voor. De meeste beïnvloeding vindt plaats in de zogeheten partijleidersbijeenkomsten voorafgaand aan de halfjaarlijkse Europese Raad van regeringsleiders. Die bijeenkomsten zijn een handige manier om de inzet voor de onderhandelingen af te stemmen. Het gaat ons wat te ver om hier echte Europese partijvorming in te zien. Ook zonder het bestaan van de Europartijen zou zo’n overleg zijn ontstaan, vermoeden wij. Kijk naar het bewindspersonenoverleg op nationaal niveau: elke partij die regeert stemt haar inbreng voorafgaand aan de wekelijkse ministerraad intern af. Als Europartijen aan invloed willen winnen, dan moeten ze ervoor zorgen dat we de Europese volksvertegenwoordigers anders gaan kiezen. Zou er met een deels Europese kieslijst worden gewerkt (naast een nationale lijst), dan zouden Europartijen tenminste een deel van de kandidaatstelling in handen krijgen en daarmee meer invloed krijgen.’
Wat is de betekenis van de christendemocratische, sociaaldemocratische dan wel liberale fracties in het EP? In hoeverre spelen nationale verschillen (nog steeds) een rol? Neemt dat toe - of juist niet?
‘De fracties in het Europees Parlement zijn een bundeling van ideologisch verwante nationale delegaties. Socialisten en christendemocraten vormen de grootste fracties en zitten in het parlement in het centrum van de macht. Zit je daarbij, dan kun je de besluitvorming makkelijker beïnvloeden dan als je tot de Groenen/EVA-groep behoort. Naarmate de bevoegdheden van het Europees Parlement toenamen, is de rol van de grote fracties in het Europees Parlement dominanter geworden. Uit de literatuur weten we dat eurofracties belangrijke invloed kunnen hebben op nationale delegaties. Als europarlementariërs deel uitmaken van een regeringspartij en ze herkozen willen worden, dan is de potentiële invloed door de nationale collega’s groter dan de invloed van de eurofractie. Het punt is alleen dat de nationale mogelijkheden voor beïnvloeding slechts in beperkte mate worden benut.’
Waarom is Europese partijvorming gewenst? Of zelfs nodig? Of kan Europa heel goed zonder Europese partijen? Zal het hemd niet altijd nader zijn dan de rok? 'All politics is local'- toch?
‘Europese politieke partijen zijn belangrijk als je waarde hecht aan een goede Europese samenwerking. Europartijen faciliteren en stimuleren de uitwisseling van ideeën over de grenzen heen en kunnen zo bijdragen aan een ‘Europees’ debat over Europa. Dat is zinvol, omdat veel grote problemen grensoverschrijdend zijn en dus om grensoverschrijdende oplossingen vragen. Het is ook goed om nationale ‘best practices’ met elkaar te delen. Daarnaast is het belangrijk dat eurofracties kritisch worden gevolgd, zoals het ook belangrijk is dat Tweede Kamerfracties tegenwicht krijgen vanuit hun partij. Nu zijn het eerder de nationale fracties die de rol van kritische volger van de eurofracties vervullen, hoewel zij dat in betrekkelijk geringe mate doen.’