N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Schreeuwlelijkendemocratie
Nieuwe media maken het democratische spel sneller, misschien nerveuzer en premiëren mogelijk ook politici en kiezende burgers die juist niet zo geïnteresseerd zijn in feiten, andermans standpunten en brede afweging. En daarmee zou internetdemocratie wel eens af kunnen glijden naar een schreeuwlelijkendemocratie. Daar moeten we voor waken.
Inhoudsopgave van deze pagina:
‘The medium is the message’
Herbert Marshall McLuhan
Het is niet anders: democratie is in hoge mate schatplichtig aan communicatievormen, aan media. Een constatering waarvoor je bepaald niet doorgeleerd hoeft te hebben, maar wel een te ontnuchterende als je er even bij stil staat. Media vormen de democratie. Misschien niet leuk om te horen want we zijn eigenlijk gewend de zaak van de andere kant te bekijken. Hoe media – via vrije nieuwsgaring en uiting – bijdragen aan democratie en democratisch bestuur. Niet hoe ze die bepalen.
Nee, wees gerust, dit wordt geen stukje waarin nieuwsmedia worden beschuldigd van hijgerigheid, soundbite cultuur, incidentbelustheid en verstoring van het ‘goede debat’. Dat kunnen anderen veel beter. [1] Laten we eens proberen wat verder te kijken.
In een democratie berust de macht bij het volk en kan doorzettingsmacht van een overheid – in de vorm van beslissingen of handelingen die tegen jouw eigen wil of belang ingaan - alleen met uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van die bevolking worden uitgeoefend. De manier waarop die instemming tot stand komt, of wordt afgelezen, kan variëren. In het ene geval wordt gebruik gemaakt van complexe procedures waarbij na verkiezingen, inbreng, horen en soebatten wordt getracht een compromis te bereiken, in andere gevallen wordt simpelweg een overheidsbesluit genomen en wordt – uit het uitblijven van protest – afgeleid dat er instemming is. Permissive consensus, zoals dat heet. We zijn snel geneigd om de eerste wijze van instemming verkrijgen voor overheidshandelen – en zo legitimiteit te verwerven – democratischer te vinden dan de tweede, maar toch komt die tweede vorm meer voor, ook in Nederland. We moeten wel. Het is onmogelijk om steeds alle leden van de bevolking over ieder mogelijk onderwerp te raadplegen, vervolgens te soebatten en dan te besluiten. In een representatieve democratie mandateer je een kandidaat bij de verkiezingen en hoop en bid je maar op dat die eenmaal gekozen binnen en volgens dat mandaat handelt. In een volwassen democratie worden mandaten verspreid over verschillende vertegenwoordigers, liefst van verschillende stromingen, en zijn de mandaten gebonden aan tijdvakken. Dat zorgt per saldo voor een betere balans en voorkomt overvleugeling door toevallige meerderheden.
Democratie gaat dus over afstand. [2] Tussen overheidsbestuur en burger zit – noodzakelijkerwijs – afstand, fysiek en in de tijd. En die afstand moet overbrugd worden om overheidsbestuur dat dwingt en dringt aanvaardbaar te houden. Om het legitiem te maken. De meesten van ons kennen wel de wijzen waarop overheidsdwingelandij aanvaardbaar kan worden gemaakt en zo de status van gezag kan krijgen. Weber [3] ziet er drie: traditie (overgeleverde wijzen van doen), de rationeel legale manier (procedures en binding aan regels), en de charismatische manier (persoonlijke kwaliteiten van een leider en de erkenning daarvan van zijn volgelingen). Ook in een democratisch bestel, waarin de overheid voornamelijk draagvlak voor haar bestuur verkrijgt via rationeel-legaal gezag, zijn die gezagsbronnen van belang. Maar belangrijker is nog om in te zien dat om dat gezag te verwerven diezelfde overheid de kloof, die tussen de gekozenen en kiezers bestaat, via informatie en communicatie overbrugt. Overheidsbestuur dat niet communiceert – al is het maar via symbolen – is ten dode op geschreven. Uitleg over wat er gebeurt en hoe beslissingen tot stand komen is wezenlijk voor de aanvaarding.
Een democratie veronderstelt afstand en die afstand moet via communicatie worden overbrugd. Hoe doe je dat? Dat is de kern van het probleem waarvoor iedere democratie zich gesteld ziet. Je kunt niet steeds bij iedere kiezer zelf langs. Er zijn media nodig. Die namen in verschillende tijdsgewrichten hele verschillende vormen aan. Herauten, stadsomroepers, kranten, clubs en salons, affiches aankondigingen, officiële publicaties, kieskringen, politieke partijen, kiesmannencolleges, radio- en televisie, internet in ons moderne tijdgewricht. Die media bepalen en verklaren hoe een democratie functioneert. Begin en midden negentiende eeuw kennen we de trekschuit ‘democratie’ met veel getrapte afvaarding, die wordt opgevolgd door de kranten- kring- en salondemocratie, waarna de radio- en partijdemocratie vanaf het begin van de twintigste eeuw zijn intree doet. Daarna volgt de televisiedemocratie vanaf de jaren vijftig en de internetdemocratie van eind jaren negentig van de vorige eeuw. Ieder van deze democratiesoorten heeft zijn eigen karakteristieken. Willem I kende de inertie van de trekschuitdemocratie. Thorbecke wist als regeringsleider als geen ander het spel van de kieskringen en (internationaal georiënteerde) –salons te bespelen, Colijn snapte de radio, Wiegel de televisie, Barack Obahma het internet, om er maar eens een paar te noemen.
Op het ogenblik zitten we denk midden ik een majeure verandering van onze democratieën. En weer vanwege een mediarevolutie. Het internet en ICT-technieken hebben vormen van informatieoverdracht en –communicatie mogelijk gemaakt, die we tot nu toe niet kenden. De wereld is daardoor platter geworden en geeft ‘het volk’, dat in een democratie de overheid in de lucht houdt, ongekende mogelijkheden – althans in theorie – om zich met de gang van zaken bij de overheid te bemoeien. De slagschaduw van die verandering zie je op veel fronten terug. Burgers willen bijvoorbeeld méér weten. Niet omdat ze de overheid meer zijn gaan wantrouwen, maar ook doodgewoon omdat het kan. Waarom zouden we niet mogen weten wat het Koningshuis kost, welke sommen zijn met migratie gemoeid? De informatiehonger over van alles en nog wat groeit. En wat burgers willen is eenvoudiger te meten. Je kunt zien dat polls, die tegenwoordig veel makkelijker en eenvoudiger tot stand komen, een steeds grotere rol gaan spelen. De dagkoersen van populariteit spelen een rol tussen regeringspartijen, en de impact die oppositiepartijen hebben. En de nieuwe communicatiemogelijkheden creëren ook verwachtingen bij burgers. Dat de overheid responsiever is (meer en sneller informeert), servicegericht is (dan kan nu immers veel eenvoudiger), minder bureaucratisch is (zeg maar minder papiergeoriënteerd), etc.
De geschetste ontwikkelingen zijn niet te stuiten, zelfs al zouden we dat willen en zullen ons democratische bestel vergaand beïnvloeden. Dat hoeft geen probleem te zijn: een volwassen democratie kan een stootje hebben. De vele gezichten die onze democratie kent kunnen er door versterkt worden. De representatieve democratie kan profiteren door kiezers beter te informeren en aan te spreken, vormen van directe democratie kunnen bloeien (referenda via internet), de deliberatieve democratie kan zich beter voeden met betere kennis over feiten, informatie over standpunten en belangen, en meer en betere argumenten die in een open, transparant debat kunnen worden afgewogen. [4] Risico’s of – een beetje neutraler - neveneffecten zijn er waarschijnlijk ook. De rol van politieke partijen wordt waarschijnlijk anders, overheidsbestuur kan uit balans raken – nerveus worden – door referenda, polls, en – daarmee samenhangende – focus op single issues. Voor de deliberatieve kant van democratie ontstaat m.i. op korte termijn de grootste uitdaging. Voor een evenwichtig democratisch bestel moeten we het daar hebben van goed onderzoek, de wil om goed naar elkaar te luisteren en vervolgens de rust om feiten, belangen en omstandigheden zorgvuldig te wegen. Nieuwe media maken het democratische spel sneller, misschien nerveuzer en premiëren mogelijk ook politici en kiezende burgers die juist niet zo geïnteresseerd zijn in feiten, andermans standpunten en brede afweging. En daarmee zou internetdemocratie wel eens af kunnen glijden naar een schreeuwlelijkendemocratie. Daar moeten we voor waken.
[1] Zie het debat dat politici en journalisten voerden in de Eerste Kamer op 27 juni 2007 http://www.mediadebat.nl/index.php?Itemid=33&id=84&option=com_content&task=view
[2] Zoals ook Herman van Gunsteren dat in ‘ Bouwen op burgers; Cultuur, preventie en de eigenzinnige burger ’. Van Gennep, 2008 signaleert.
[3] Max Weber, Wirtschaft und Gesellschaft; Grundriß der verstehenden Soziologie . Tübingen 1922.
[4] Zie voor dit onderscheid E.R. Engelen en M. Sie Dhian Ho, ‘Democratische vernieuwing. Luxe of noodzaak?’ in: E.R. Engelen en M. Sie Dhian Ho (red.) Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, De staat van de democratie. Democratie voorbij de staat . Amsterdam University Press; Amsterdam 2004. Het door de auteurs ook behandelde perspectief van de associatieve democratie heb ik even buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte omvang van deze column.