N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Niet(s) uit te leggen
Op 9 juli is ook de Eerste Kamer - met een grote meerderheid - akkoord gegaan met het Verdrag ;;van Lissabon. Daarmee is de Nederlandse ratificatie van dat verdrag een feit. Geen tweede referendum met de kwade kans dat het weer verworpen zou worden (de Ieren zeiden ook al weer 'nee'). Niet weer koren op de molen van de oppositie. We kunnen weer verder in Europa en Europa kan weer verder.
Maar de wijze van opereren is natuurlijk niet uit te leggen, op geen enkele manier. Ten eerste het verdrag van Lissabon zelf: een spaghetti-achtige brei van wijzigingsbepalingen. Voor niet-kenners is er geen touw aan vast te knopen. En er is in wezen ook weinig werk gemaakt van de uitleg van het Verdrag.
Gedurende de hele aanloop naar de ratificatie heeft de regering - na het als Nederlands succes uitgelegde onderhandelingsresultaat van juni 2007 - geprobeerd zoveel mogelijk het zwijgen er toe te doen; onder de radar door te kruipen. Heel bewust, zo lijkt het. Want er valt heel veel niet uit te leggen. De inhoud van het Verdrag komt namelijk grotendeels overeen met de inhoud van het verworpen grondwettelijke verdrag van 2005. Er zijn een paar kleine verschillen. Details zoals de met vertoon - inderdaad soms protserige - afgeschoten symbolen. Ook de grondrechten die burgers zouden kunnen beschermen tegen EU overheden zijn door diezelfde EU overheid bij voorrang uit het Verdrag gelepeld. Maar verder zijn grondwettelijk verdrag en Verdrag van Lissabon hetzelfde. Rookgordijnen en 'etikettenschwindel', zoals Antoine Jacobs dat terecht in het Nederlands Juristenblad duidde.
Niet dat ik niet blij ben met het Verdrag van Lissabon. Naar inhoud gemeten vind ik het Verdrag een hele goede zaak. Er moest iets gebeuren in die zo groot geworden Unie. Ik was en ben er vierkant voor: meer democratie en meer openheid, effectiever en veiliger en betere relaties met de buren nabij en in wereldverband. Maar de manier waarop getuigt niet van achting voor de Nederlandse burgers en bewijst - eigenlijk voor het eerst - dat - althans in Nederland - weinig prijs lijkt te worden gesteld op inbreng van de bevolking waar het betreft de behartiging van de Europese zaak. Die burger wordt op zijn best beschouwd als een pottenkijkende leek die de glans en praal van het Europese project met niet-wetende moddervoeten kan besmetten. Zelfs kan derailleren. Die burgerallergie blijkt op verschillende fronten.
Zo wilde de regering niet weten van een tweede referendum - waar op zich nog wel begrip voor op te brengen is, zij het dat het verstoppertje spelen achter de Raad van State niet getuigde van bestuurlijke durf of visie. Uit de kamerbehandeling van de afgelopen weken blijkt echter ook dat de regering weinig prijs stelt op bemoeienis van het Nederlandse parlement bij de wijze waarop de regering Europese zaken behartigt. Verschillende initiatiefvoorstellen die het Nederlandse parlement een werkelijk grotere vinger in de pap zouden geven bij de voorbereiding van Nederlandse standpunten aan Brusselse vergadertafels zijn met grof geschut ontraden ('mumbo jumbo' volgens Timmermans) en weggestemd.
Het Nederlandse parlement heeft ná het Verdrag van Lissabon - en na het echec van juni 2005 door het verlies van het instemmingsrecht binnen de vroegere derde pijler minder te vertellen over Europa dan daarvoor. Niet uit te leggen. Ook niet uit te leggen is dat zoveel parlementsleden daar als runderen op weg naar de slacht vóór hebben gestemd. De Tweede Kamer lijkt de Europese agenda helemaal uit handen gegeven te hebben. Hoe dat komt? Nou, Europa interesseert kamerleden hoegenaamd niet (Europa scoort niet) en als het ze wel zou interesseren, dan hebben ze er toch niets over te zeggen.
In het corset dat de regering om het parlement heeft geregen zijn er namelijk meestal maar drie mogelijke varianten van inbreng: té vroeg ('de minister kan daar nog niets over zeggen'), conform ('dat zijn we al aan het doen') of té laat (er is al een compromis bereikt). In alle gevallen is de subliminale boodschap: 'waar bemoeit u zich mee!?' En dat is eigenlijk niet uit te leggen, maar het is wel zo. Europa is op het niveau van de instellingen nog niet eens zo ondemocratisch, de wijze waarop de regering onze belangen daar behartigt zonder de bevolking daarbij te betrekken wel. Dat is al vijftig jaar zo en dat is een slechte zaak: voor Nederland en Europa.
Wim Voermans is hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden en momenteel verbonden als fellow aan het Montesquieu Instituut voor vergelijkende Nederlandse en Europese parlementaire geschiedenis in Den Haag.