N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tussenbalans Raad van ministers
“De huidige crises zullen juist nauwere Europese samenwerking tot gevolg hebben.” Dat betoogt Herman Lelieveldt, docent en onderzoeker aan University College Roosevelt. Het is volgens Lelieveldt niet meer dan logisch dat de Raad van Ministers op het moment wat minder te doen heeft: de Commissie Juncker, met haar mantra van minder regels, neemt minder initiatieven tot nieuwe wet- en regelgeving.
De vele overleggen die nu Europees topniveau plaatsvinden hebben tot gevolg dat op termijn de oplossing voor Europese crises ligt in meer Europese samenwerking, denkt Lelieveldt. In dat geval zal er in de toekomst een nieuwe impuls gegeven worden aan het Europese project met nieuwe wet- en regelgeving waarbij de Raad van Ministers en het Europees Parlement mogelijk weer een grotere rol kunnen spelen.
Het roulerend voorzitterschap van de Raad van Ministers, dat Nederland eerder dit jaar voor zes maanden bekleedde, is steeds minder significant, stelt Lelieveldt. De voorzitter kan minder makkelijk zijn stempel drukken, mede ook omdat de Europese Raad, de Eurogroep en de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken inmiddels hun eigen vaste voorzitter hebben. Het is in dat verband belangrijk onderscheid te maken tussen de rol van de voorzitter als agendasetter en die van hoofd-onderhandelaar bij de bespreking van wetsvoorstellen. Gaat het om agendavorming, dan kan een voorzitter we degelijk wat accenten leggen.
Nederland heeft dit EU voorzitterschap bijvoorbeeld gebruikt om aandacht te vragen voor patentering van natuurlijke eigenschapen van zaaigoed en voor het probleem van de te grote hoeveelheden zout, suiker en vet in voedsel. Het gaat dan om het bepalen van de agenda van bijeenkomsten en de tijd die je aan onderwerpen besteedt. Gaat het om de besluitvorming over wetgeving dan kunnen behendige voorzitters hun gepriviligeerde positie gebruiken om in onderhandelingen de uiteindelijke uitkomst dichter in de buurt van de positie van de eigen lidstaat te krijgen.
Twee zaken maken het volgens Lelieveldt in de toekomst makkelijker voor Europa en de Raad van Ministers. Ten eerste de Brexit omdat het Verenigd Koninkrijk niet langer dwars zal liggen wanneer er over meer geld voor Europa en nauwere samenwerking gesproken wordt. In de tweede plaats de verkiezing van Donald Trump als president van de Verenigde Staten. Trump heeft duidelijk aangegeven dat de omvangrijke Amerikaanse financiële steun aan de Europese defensie in de toekomst niet vanzelfsprekend zal zijn. Dat betekent dat Europa zelf dieper in de buidel zal moeten tasten voor haar defensiebeleid. De eerste aanzet daartoe was al te zien in het initiatief dat werd genomen voor een Europese defensie-unie.
Daarnaast zal ook het vluchtelingenvraagstuk tot gevolg hebben dat er meer Europese wet- en regelgeving geïnitieerd wordt, denkt Lelieveldt. Op dat vlak is gebleken dat Europese samenwerking de enige effectieve en efficiënte manier is. Het kan niet langer zo zijn dat de zuidelijke lidstaten, met name Italië en Griekenland, dit zelfstandig oplossen. Wat door velen wordt neergezet als het begin van het einde, kan juist een nieuwe fase van de Europese integratie inluiden, zo besluit Lelieveldt.