Turkije na de couppoging

Engin Evren is Turkije-kenner en werkzaam bij Amnesty International. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.

Een maand geleden was Turkije getuige van een ongekende couppoging. Op de avond van 15 juli aanschouwden veel Turken tanks die de Bosporusbrug afsloten en F-16’s die burgers bombardeerden. Nadat president Recep Tayyip Erdoğan - enigszins in paniek - de Turkse bevolking opriep de straten en pleinen op te gaan werden de militairen tegen de ochtend in groten getale overmeesterd.

Terwijl de Turkse bevolking in euforie de overwinning op de militairen vierde, werd duidelijk dat de couppoging uitzonderlijk bloedig was verlopen en maar op het nippertje was afgewend. Meer dan 240 burgers kwamen om en meer dan 2000 mensen raakten gewond. President Erdoğan overleefde ternauwernood een luchtaanval en ook het parlementsgebouw, waar parlementariërs van alle zittende partijen een verklaring voorbereidden om het optreden van de militairen af te keuren, werd gebombardeerd.

De islamitische prediker en Erdoğans voormalige bondgenoot Fethullah Gülen, die sinds 1999 in zelfgekozen ballingschap in de VS leeft, werd door de regering al snel aangewezen als het brein achter de couppoging.

Eenheid

In de nasleep van de gebeurtenissen ontstond binnen de Turkse politiek een unieke situatie. Ter verdediging van de democratie werd een grote demonstratie georganiseerd met meer dan drie miljoen aanwezigen. Het unieke aan deze demonstratie was de deelname van de seculiere oppositiepartij CHP en de ultranationalistische MHP; iets wat door de sterke polarisatie binnen de Turkse politiek jarenlang onmogelijk leek.

Die toenadering geldt echter niet voor alle partijen. De pro-Koerdische HDP met 5,1 miljoen stemmen wordt door de overige partijen nog altijd stelselmatig uitgesloten wegens haar ‘vermeende banden’ met Koerdische terreurorganisaties.

Veel journalisten vroegen zich af hoe het mogelijk is dat in tijden van gevaarlijke polarisatie en sluipend autoritarisme uiteenlopende partijen zich verenigden. Dit verklaart zich als volgt: de couppoging wordt niet alleen gezien als een aanval op president Erdoğan en zijn partij maar als een aanval op de gehele Turkse natie.

Daarnaast worden Fethullah Gülen en zijn volgelingen, de Gülenisten, als een grotere bedreiging gezien dan de regerende partij. Terwijl de Gülen-beweging naar buiten toe vooral tolerantie en dialoog predikt, heeft de beweging door de decennia heen de belangrijkste overheidsdiensten zoals de rechterlijke macht, de politie en het leger weten te infiltreren. Het optreden van Erdoğan tegen de Gülen-beweging kan dan ook op brede steun rekenen. Zijn populariteitscijfer liegt er niet om, en is sinds de couppoging gestegen van 47% naar 68%.

Europese reacties

De late en kritische reacties van Europese politici op het optreden van de Turkse regering na de couppoging stuitten op veel onbegrip in Turkije. In plaats van het veroordelen van de couppoging met sterke bewoordingen en het uitspreken van steun aan de democratisch verkozen regering om de coupplegers te berechten, koos de Europese Unie in de ogen van de Turken voor een aanval op de Turkse regering voor de heksenjacht op de Gülen-beweging.

De huidige perceptie in Turkije is dan ook dat Europa liever een geslaagde coup had gezien. De invloed van de agressieve propaganda in de pro-Erdoğan media, de anti-islam sentimenten in het Westen en de uitspraken van Europese leiders die het Turkse EU-lidmaatschap bij voorbaat afwijzen hebben eerder ook al bijgedragen aan deze perceptie.

Als reactie op de zuiveringsacties heeft de Oostenrijkse bondskanselier de EU opgeroepen om de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije op te schorten. Een geplande videotoespraak van Erdoğan in Keulen is door de hoogste rechter van Duitsland tegengehouden. Ook heeft tot nu toe geen één staatshoofd van de EU een bezoek gebracht aan Ankara om zijn medeleven te uiten. Een bezoek van de Amerikaanse vicepresident Joe Biden op 24 augustus kwam voor veel Turken dan ook te laat.

Nu Brussel een belangrijk moment om solidariteit te tonen heeft gemist, wordt de crisis tussen de EU en Turkije verder aangewakkerd doordat Erdoğan dreigt het EU-vluchtelingenakkoord op te zeggen. De Turkse regering eist dat de visum-restricties voor alle Turkse burgers per 1 oktober 2016 worden opgeheven, ondanks het feit dat Turkije niet voldoet aan alle 72 criteria. Een harde eis van de EU is het versoepelen van de antiterreurwetgeving. Gezien de strijd tegen de PKK, IS en de Gülen-beweging (die in Turkije inmiddels op de terreurlijst staat) wordt deze eis in Ankara echter ervaren als een dolkstoot in de rug. Ondertussen zijn sinds de couppoging 76% meer asielzoekers gearriveerd in Griekenland.

Nieuwe status-quo

Met het uitroepen van de noodtoestand heeft de toch al fragiele Turkse rechtstaat zich nog verder verwijderd van de EU. Het land wordt sinds de couppoging per decreet geregeerd. Tevens is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opgeschort. De al bestaande zelfcensuur in de media is sterk toegenomen nadat 131 mediakanalen werden gesloten en 89 journalisten werden gearresteerd. Ook activisten, advocaten en academici worden regelmatig zonder legitiem bewijs vastgezet op onbekende en informele locaties. Volgens Amnesty International is in detentiecentra sprake van mishandeling, marteling en verkrachting. Omdat de gevangenissen inmiddels uit hun voegen barsten, worden veroordeelde criminelen vrijgelaten om plaats te maken voor politieke gevangenen.

De gewelddadige couppoging en het daaropvolgende optreden van de Turkse regering zal de komende jaren ongetwijfeld haar littekens achterlaten op de samenleving. Politieke ontwikkelingen die jarenlang onmogelijk leken volgen elkaar in een rap tempo op. In het land is een nieuwe status quo ontstaan. Een status quo waarin er minder bewegingsruimte is voor het maatschappelijk middenveld en waarin angst en onzekerheid de norm is geworden.