Staatscommissie: Onzeker avontuur

Bert van den Braak, parlementair historicus Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

Het verloop van het Eerste Kamerdebat over een mogelijke staatscommissie bezinning parlementair stelsel leidt nog niet tot optimisme over concrete resultaten. De fracties lijken zich nu wel te kunnen vinden in opdracht en in gewenste samenstelling, alsmede in de instelling van een parlementaire begeleidingsgroep, maar de opdracht is erg breed en het politieke commitment is onzeker. 

Van betekenis is verder natuurlijk dat ook de Tweede Kamer zich over opdracht en samenstelling van de staatscommissie zal buigen. Het is voorlopig nog maar de vraag of de uitkomst daar het zelfde zal zijn als in de Eerste Kamer. Het is overigens bijna grappig dat veel Eerste Kamerleden spraken over het door hen erkende politieke primaat van de Tweede Kamer, maar dat deze discussie nu als eerste niet in de Tweede, maar in de Eerste Kamer plaatsvond. Hoezo primaat? Of heeft de Eerste Kamer gewoon iets meer aandacht voor het onderhoud van de democratie?

Als positieve uitkomst kan worden gezien dat er werd gezocht naar consensus en, uitgezonderd door CDA en PVV, geen grote blokkades lijken te zijn opgeworpen. Een uiteindelijke tweederde meerderheid voor mogelijke voorstellen (zeker omdat ook de SGP kritisch is), is niettemin hoogst onzeker.

De uiteindelijke insteek van de VVD-fractie was opmerkelijk. De eerdere opmerkingen van toenmalige fractievoorzitter Loek Hermans wezen in de richting van een Staatscommissie over de verhouding Tweede en Eerste Kamer. VVD-woordvoerster Anne-Wil Duthler verbreedde die vraag evenwel sterk en in de door haar ingediende motie is die brede opdracht eveneens terug te vinden. Zo moet de Staatscommissie ontwikkelingen als decentralisatie, electorale volatiliteit, digitalisering, sociale media en de stand van de parlementaire democratie bij haar advies betrekken.

Vraag is dan of er voldoende besef is wat een staatscommissie eigenlijk is. Misschien moeten de huidige parlementariĆ«rs nog eens het advies nalezen, dat de Raad van State in april 2008 uitbracht over de toen in te stellen Staatscommissie-Thomassen (advies W04.08.0031/I/B). De Raad van State definieerde een Staatscommissie toen als een tijdelijk adviescollege van de regering, dat (doorgaans) wordt ingesteld bij koninklijk besluit. Die commissie kan tot doel hebben advisering door deskundigen of advisering ten behoeve van politieke besluitvorming. Zij voegde daaraan toe:

"Onderwerpen die nog onvoldoende inhoudelijk zijn uitgediept en dus niet rijp zijn voor politieke besluitvorming kunnen beter eerst aan een of meer speciale commissies van externe deskundigen worden toevertrouwd; er zijn daarnaast ook onderwerpen waarover zoveel materiaal beschikbaar is dat het kabinet daarover zelf een beslissing kan nemen. (...) Alleen bij onderwerpen die rijp zijn voor politieke besluitvorming rond concreet uitgewerkte voorstellen is een staatscommissie de meest aangewezen stap."

Anders gesteld: een Staatscommissie is geen brainstormclub over maatschappelijke ontwikkelingen. Zij dient te adviseren over concrete vraagstukken (gedacht kan worden aan het terugzendrecht of een ander kiesstelsel), waarbij voor- en nadelen van varianten in kaart worden gebracht en op grond daarvan een aanbeveling kan worden gedaan. Als er al veel adviezen liggen, kan een Staatscommissie daaraan weinig toevoegen. Tijdens het Eerste Kamerdebat kwam het begrip 'grondwetsprocedure', waarin de Eerste Kamer een (te) sterke positie heeft overigens niet aan de orde. Dat lijkt mij nu bij uitstek iets voor een commissie om voorstellen over te doen.

Vraag blijft of de als min of meer positief te beoordelen uitkomst van het Eerste Kamerdebat echt zo positief is. Wat er nu echt onderzocht gaat worden en welke weg naar politieke consensusvorming zal worden gevolgd, is nog hoogst onzeker. De geschiedenis leert dat staatscommissies zelden - ongeacht hun samenstelling - tot ingrijpende veranderingen leiden 1). Zou het nu anders zijn?

  • 1) 
    zie ook: Sisyphusarbeid, column parlement.com, 18 september 2009