Verrassingen zijn nooit uit te sluiten

Er zijn geen verkiezingen zo voorspelbaar als de Eerste Kamerverkiezingen. Op basis van de uitslag van de Statenverkiezingen staat immers de samenstelling van de nieuwe Eerste Kamer nagenoeg vast. Toch hebben zich in het verleden wel verrassingen voorgedaan. Vaak betrof dat de gekozen personen omdat voorkeurstemmen nog wel eens tot verschuivingen leidden. De mogelijkheid om via voorkeurstemmen de bezetting van zetels te beïnvoeden, is overigens in 2011 kleiner omdat de drempel daarvoor is verhoogd van 50 naar 100 procent.

In enkele gevallen leidde onverwacht stemgedrag van Statenleden echter tot een andere zetelverdeling. Ook werden wel onderling afspraken gemaakt om tot een gewenste zetelverdeling te komen: het wheelen en dealen. Zo werd in 2011 het Zeeuwse Statenlid van de Partij voor Zeeland door premier Mark Rutte en gedoogpartner Geert Wilders op het torentje ontvangen. Ook onhandigheid van de kiezers, de leden van de Provinciale Staten - zoals het gebruik van een blauwe pen in plaats van een rood potlood - kan tot verrassende resultaten leiden.

Heel bont was het in 1981 - toen de Eerste kamer nog via de manier van voor de Grondwetswijziging van 1983 werd gekozen. Een aantal PvdA Statenleden stemde in Noord-Brabant op het CDA om D66 aan een restzetel te helpen. Daar moet heel wat rekenwerk aan vooraf zijn gegaan.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Geen rood potlood maar blauwe pen: D66 loopt zetel mis (2011)

Omdat het Noord-Hollandse D66-Statenlid Willem Cool geen rood potlood aantrof in het stemhok, besloot hij de stem met zijn eigen blauwe pen uit te brengen. Daarmee was zijn stem ongeldig en verloor D66 een zwaarwegende stem (door de hoge stemwaarde van Noord-Holland) en zodoende een zesde Senaatszetel. De zetel ging daardoor naar de SP. Een poging om de fout bij de Kiesraad ongedaan te maken, strandde. De regels schreven (en schrijven) nu eenmaal gebruik van een rood potlood voor.

Er waren enkele kleine 'verrassingen'. De PVV kreeg in zetel één stem meer dan waarop het mocht rekenen. Mogelijk speelde het Staten Robesin (Partij voor Zeeland) daarbij een rol, al ontkende hij dat zelf. De vergissing van een VVD'er In Utrecht - er werd een stem op het CDA uitgebracht - bleef zonder gevolgen. In Noord-Brabant en Limburg kreeg de VVD een stem meer dan waarop was gerekend.

2.

Alle stemhokjes rood: GroenLinks loopt zetel mis (2007)

Het Noord-Hollandse Statenlid Cheryl Braam maakte bij de Eerste Kamerverkiezingen op de lijst van GroenLinks alle vakjes rood, waardoor haar stem ongeldig was. Dat kwam volgens haar door 'spanningen'. Daardoor liep GroenLinks een zetel mis en de SP kreeg een zetel extra. Het Statenlid biechtte later haar fout op, maar verliet ook korte tijd de GroenLinks-Statenfractie om vervolgens als zelfstandige door te gaan.

3.

Vergissing in tijdstip stemming: VVD loopt zetel mis (1986)

Omdat in Drenthe twee VVD-Statenleden dachten dat de vergadering waarin de Eerste Kamer werd gekozen om 10.00 uur zou beginnen, misten zij de stemming. De vergadering begon namelijk al om 9.00 uur. Zowel schriftelijk als mondeling was hen meegedeeld dat het oorspronkelijke aanvangsuur was verschoven, maar dat hadden zij blijkbaar gemist. Pogingen om de twee Statenleden telefonisch te melden dat de vergadering eerder was begonnen, mislukten. Omdat de twee niet konden meestemmen, liep de VVD een zetel mis en verloor senator John van Graafeiland zijn zetel. Die zetel ging naar de PPR.

De twee Statenleden putten zich uit in verontschuldigingen, maar directe consequenties had hun blunder niet. In 1987 werd Statenlid Dineke Uildriks echter wel op een onverkiesbare plaats gezet bij de Statenverkiezingen. Via een voorkeursactie wist zij toch haar zetel te behouden.

4.

Vergissing Brabants Statenlid: CDA loopt zetel mis (1983)

Een vergissing van een Brabants Statenlid bij het uitbrengen van zijn stem zorgde ervoor dat het CDA een zetel verloor aan de SGP. Het Statenlid stemde per ongeluk op de verkeerde CDA-lijst (er waren toen per partij nog meerdere kandidatenlijsten), waardoor een restzetel aan de SGP werd toegewezen.

5.

Verrassingen met voorkeurstemmen

2007

De stem van vijf Overijsselse SP-Statenleden en van één Drents SP-Statenlid bezorgde Düzgün Yildirim, zelf Statenlid in Overijssel, een zetel in de Senaat. Dat ging ten koste van de nummer 12 van de kandidatenlijst, Ineke Palm. De SP was hierover zeer ontstemd en riep Yildirim afstand te doen van zijn zetel. Hij weigerde dat, waarna hij werd geroyeerd. Hij ging toen verder als zelfstandige fractie.

Ook bij GroenLinks, D66 en het CDA zorgden voorkeurstemmen ervoor dat de lijstvolgorde werd doorbroken. Bij het CDA werd vanwege de ontstemming in Friesland besloten dat de met voorkeurstemmen gekozen Hans Klein Breteler na twee jaar plaats zou maken voor de Fries Geart Benedictus.

De gang van zaken bij met name de SP was mede aanleiding om in 2011 de voorkeursdrempel te verhogen van 50 naar 100 procent.

2003

De volgorde van de VVD-lijst werd totaal doorbroken doordat in diverse Statencolleges voorkeurstemmen werden uitgebracht. Statenleden uit Limburg, Gelderland, Utrecht, Overijssel en Noord-Holland weigerden te stemmen zoals de eigen partij wenste. Daardoor verloren onder anderen Wim van Eekelen, Marius Varekamp en prof. Liesbeth Kneppers hun zetel. Liefst zes VVD-kandidaten werden met voorkeurstemmen gekozen.

Steun van met name de Statenleden van de Fryske Nasjonale Party zorgde ervoor dat de zetel van de OSF niet naar de Limburger Zinken, maar naar de Fries Henk ten Hoeve ging.

1999

De Statenfractie van de PvdA in Gelderland zorgden ervoor dat twee Gelderse kandidaten, Rudy Rabbinge en Ton Doesburg, in de Eerste Kamer kwamen. Dit ging ten koste van twee zittende vrouwelijke PvdA-Eerste Kamerleden.

1995

Opnieuw stemden PvdA-Statenleden in Gelderland op een 'eigen' kandidaat, Meine Pit, die daardoor een zetel kreeg ten koste van de hoger geplaatste Piet Stoffelen.

Verdeeldheid bij de lijstcombinatie van De Groenen en diverse provinciale partijen leidde ertoe dat die niet de nummer één van die lijst, Kuperus, maar de voorman van De Groenen, Marten Bierman in de Eerste Kamer kwam.

Stemgedrag van Statenleden van de Ouderenpartijen leidde ertoe dat Martin Batenburg, die inmiddels uit de door hem opgerichte AOV was gezet, toch in de Senaat kwam, hoewel hij feitelijk op een onverkiesbare plaats stond.

1991

PvdA-Statenleden in Noord-Holland zorgden er via voorkeurstemmen voor dat Marian van der Meer alsnog terugkeerde in de Senaat. Dat leek ten koste te gaan van Herman Tjeenk Willink - die overigens ook de door de PvdA naar voren geschoven kandidaat voor het voorzitterschap van de Senaat was. Omdat dit stemgedrag inmiddels echter bekend was, besloten Statenleden in Zuid-Holland om hun stem op Tjeenk Willink uit te brengen. Die kwam daardoor toch in de Kamer, wat weer ten koste ging van prof. Joop van den Berg.

1987

Onvrede over de lage plaats op de kandidatenlijst van mevrouw Loes Vonhoff (echtgenote van de Groningse CdK Henk Vonhoff) en VVD-voorzitter (en Groninger) Jan Kamminga deed de VVD-Statenfractie besluiten een voorkeurstem op Vonhoff uit te brengen, waardoor Limburger Frans Feij zijn zetel misliep.

6.

PvdA stemt op het CDA waardoor D66 een zetel won (1981)

Verkiezingen van de Eerste Kamer leveren vaak rekenwerk op. Dat was voor 1983, toen er nog een ander kiesstelsel was, niet anders dan nu. In 1981 moesten alle 75 Eerste Kamerleden worden gekozen, omdat voorstellen tot herziening van de Grondwet waren aangenomen. Toen (dat is nu niet meer zo) moest dan ook de Eerste Kamer worden ontbonden en opnieuw worden gekozen.

De Eerste Kamer werd tot 1983 in vier 'districten' op basis van evenredige vertegenwoordiging gekozen. Dat waren vier groepen van provincies. Groep I was Noord-Brabant, Zeeland, Utrecht en Limburg, Groep II Gelderland, Overijssel, Groningen en Drenthe, Groep III Noord-Holland en Friesland en Groep IV Zuid-Holland.

Partijen dienden per Provinciegroep meestal meerdere kandidatenlijsten in, om daarmee de kans op restzetels te vergroten. Vooral grotere partijen profiteerden daarvan. In de Staten van Noord-Brabant paste de PvdA-fractie echter een truc toe om het CDA dwars te zitten. Ze had goed gekeken welke de mogelijkheden de Kieswet bood.

Bij de restzetelverdeling gold in principe het systeem van grootste gemiddelden. Daarbij wordt gekeken welke partij het grootste gemiddelde aantal stemmen heeft. Dat gebeurt door de stemmen (berekend op grond van de stemwaarden) die zijn behaald te delen door het aantal behaalde 'volle' zetels plus één. Het CDA kon bij toepassing van dat systeem rekenen op een extra restzetel.

Enkele PvdA-Statenleden in Noord-Brabant stemden echter op het CDA, waardoor die partij anders dan gedacht meer 'volle' zetels behaalde. Dat leidde er weer toen dat er in totaal minder dan zes restzetels waren te verdelen. In dat geval bepaalde de Kieswet dat niet het stelsel van grootste gemiddelden werd toegepast, maar het stelsel van grootste overschotten. Dat pakte ongunstig uit voor het CDA. Een door het CDA verwachte (extra) restzetel ging naar D66.

De PvdA zorgde er zo voor dat het CDA niet het grootste werd in de Eerste Kamer. Beide partijen hadden vanaf juni 1981 achtentwintig zetels in de Senaat. Dat is wel iets anders dan de te verwachten dertien respectievelijk acht zetels waarop CdA en PvdA nu kunnen rekenen.