N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
'Premier in het Land van Ooit'
Eerherstel voor minister-president De Quay
Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA, is communicatieadviseur in Den Haag. Deze recensie verschijnt ook in het Nederlands Dagblad.
Als minister-president scoort Jan de Quay niet hoog op de lijstjes met de beste premier. Dat is niet terecht, blijkt uit zijn biografie.
Het leek wel Bevrijdingsdag.’ Bijna zingend liepen de net teruggetreden minister-president De Quay en zijn vrouw in de zomer van 1963 over het Lange Voorhout in Den Haag. Het zat er gelukkig op. Eindelijk was een einde gekomen aan het premierschap.
Er zullen niet veel minister-presidenten zijn geweest die zo tegen het premierschap hebben opgezien, die zo ongelukkig waren, die zo voor zichzelf geploeterd hebben, die zo de dagen in Den Haag aftelden en die zo naar het einde snakten als De Quay, voorzitter van het naar hem genoemde centrum-rechtse kabinet dat Nederland van 1959 tot 1963 regeerde.
Op de befaamde lijstjes, aangevoerd door Drees en Lubbers, bundelt Jan de Quay onderaan. Dat is niet helemaal terecht, zo valt op te maken uit een pas verschenen biografie, een voorbeeldige, afgewogen studie van Cees Meijer, docent aan de Hogeschool Utrecht.
De Quay blijkt verdienstelijker te zijn geweest dan in het publieke geheugen is blijven hangen. Niet alleen was hij een minister-president die zijn kabinet prima bij elkaar hield, maar ook leidde hij Nederland zonder grote schokken de welvaartsperiode in. Maar wat misschien wel De Quay’s grootste verdienste is geweest, is dat hij als volleerd crisismanager een oorlog met Indonesië over Nieuw-Guinea bijna letterlijk op de valreep heeft weten te voorkomen.
Vanwaar die lage score voor De Quay?
Dat heeft niet alleen te maken met zijn bijna spreekwoordelijke bescheidenheid en verbluffende onzekerheid, waarvan zijn dagboeken - juweeltjes! - blijk geven. Hij opereerde in de schaduw van de ‘oude’ Drees, zijn directe voorganger - ook toen al een handicap. Hij was aanvoerder van het eerste naoorlogse kabinet-zonder-socialisten - een groot, onzeker avontuur. En hij was een tussenpaus.
De Quay markeert de overgang tussen de jaren van wederopbouw en de jaren van welvaart, de cesuur tussen de magere jaren ’50 en de uitbundige jaren ’60. Of zoals Meijer hem typeert: ‘Premier in het Land van Ooit’, de laatste premier van het ‘oude’ Nederland.
Zo’n overgangsfiguur dreigt snel te verbleken.
Vermoedelijk zou De Quay in de middenmoot van de premierslijstjes zijn geëindigd als hij niet een politicus-met-een-bijsmaak-was. In de oorlog gaf hij, als onderdeel van een Driemanschap, leiding aan de Nederlandse Unie, een organisatie die voor de Duitse bezetter een redelijk alternatief voor de NSB probeerde te zijn. Dat heeft De Quay een slechte naam opgeleverd.
Ingekleurd door met name ‘s Rijksgeschiedschrijver Lou de Jong gold hij heel lang als iemand die met de vijand had geheuld. Dat lag veel minder zwart-wit, zoals stapje voor stapje wel duidelijk is geworden: hij heeft fouten gemaakt, hij was niet fout. Maar het is aan De Quay blijven kleven.
Ook die tussenfase met de Nederlandse Unie is geen incident. Het past in de ‘Werdegang’ van een nieuwe generatie rooms-katholieken die rond 1900 werden geboren. Afkomstig uit de gegoede burgerij, vormden ze de overgang tussen de ‘beminde gelovigen’ onder de kromstaf en de rebellerende katholieken die in de jaren ’60 de aandacht opeisten.
De Quay, een vroom, bijna teer gelovige, vertegenwoordigt in een heleboel opzichten het ‘rijke roomse leven’ in het midden van de vorige eeuw dat voor zichzelf meer ruimte opeiste zonder uit de kerkelijke kaders te springen.
Die positie bleef hij zijn leven lang trouw - met als gevolg dat hij van progressief steeds conservatiever werd. Hij begon als buitenbeentje, hij eindigde als buitenbeentje.
Misschien is dat wel de echte tragiek van Jan de Quay: hij voelde zich gaandeweg door de tijd ingehaald. Dat maakte hem onzeker, ook als premier