N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De onvermijdelijke nederlaag van de PvdA
Paul Kalma is oud-directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Van 2006 tot 2010 was hij lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.
'De PvdA regeert zichzelf kapot'
Regeringsverantwoordelijkheid dragen maakt je, zeker in tijden van crisis, lang niet altijd populair. Dat weet ook de Partij van de Arbeid. Maar de onverwachte coalitie met de VVD en het sterk liberaal getinte beleid dat het kabinet Rutte-Asscher is gaan voeren, dreigen haar verregaand op te breken. Bij de gemeenteraads- en de Europese verkiezingen kreeg de PvdA maar zo’n 10% van de stemmen – en bij de eerstvolgende Kamerverkiezing dreigt een vergelijkbare zware nederlaag. Zoals oud-PvdA-voorzitter en Eerste Kamerlid Ruud Koole het onlangs in het maandblad S&D formuleerde: ‘(H)oe ver kan men gaan in het electoraal opofferen van de partij voor een beleid dat door de eigen achterban niet of zeer ten dele wordt gedragen?’
Eén van de oorzaken van haar dreigende verschrompeling is de onverantwoordelijke wijze waarop de PvdA de samenwerking met de VVD is aangegaan. Na een verkiezingscampagne waarin de liberalen juist als de grote tegenstander golden, werd in recordtijd een regeringsprogramma in elkaar gezet. Dat gebeurde in de vorm van een uitruil-spel. Zo werd, om een recent discussiestuk van PvdA-senator Adri Duivesteijn te citeren, ‘de ambitie van een samenhangend beleid, met ruimte voor creatieve compromissen, op voorhand losgelaten’ en aan het zoeken van draagvlak ‘niet eens begonnen’. Inhoudelijk hoefden de onderhandelaars de uitkomst ook niet echt te verdedigen. Het was: wij dit en zij dat.
Nu wist de PvdA programmatisch inderdaad wel wat binnen te halen. Maar dat doet niets af aan het sterk liberale stempel dat het regeringsbeleid als geheel kreeg opgedrukt. Verregaande bezuinigingen kwamen voorop te staan, ondanks de grote sociale en economische bezwaren die er - zeker in crisistijd – tegen het EU-verbod op overheidsschulden zijn aan te voeren. De voortgaande flexibilisering van de arbeidsmarkt werd, met hier en daar wat tegenwicht, geaccepteerd. Inperking van de arbeidsvoorziening en van de WW gaan samen met zware bezuinigingen in de zorg en met lagere pensioenen voor jong en oud. Dan verbaast het niet dat Diederik Samsom dit jaar bij huisbezoeken in campagne-tijd een weinig hartelijk onthaal kreeg.
Vervlakking van politiek debat
Moet er dan niets veranderen, bijvoorbeeld aan de verzorgingsstaat? Dat moet er zeker. Maar de PvdA laat zich al jarenlang, net als de andere gevestigde partijen, opsluiten in een hoogst eenzijdig politiek discours. Alles draait om de noodzaak van ‘pijnlijke, impopulaire maatregelen’; om minder sociale bescherming en lagere overheidsuitgaven. En het gaat altijd om dezelfde onderwerpen: hervorming van de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de sociale zekerheid en de zorg. Elk diepergaand debat ontbreekt. Welke grenzen stellen we aan de commercialisering van onderwijs, cultuur en zorg? Wat vraagt een werkelijk duurzame samenleving? Hoe bestrijden we groeiende ongelijkheid en ongeremd winstbejag? Het politieke midden zwijgt.
Deze vervlakking, ook elders in Europa waarneembaar, staat niet op zichzelf. Ze hangt samen met de vergaande verbestuurlijking van politieke partijen, ten koste van de wezenlijke functies die ze in een democratie vervullen: die van representatie, mobilisatie en herkenbaarheid voor de burger. Ze heeft ook bijgedragen aan een teruglopend politiek engagement van die burgers zelf (veel minder partijleden, een lagere verkiezingsopkomst, sterk wisselend stemgedrag) en een rancuneus populisme uitgelokt. En ze kan, tenslotte, niet losgezien worden van het weglekken van soevereiniteit naar financiële markten, ondernemerslobby’s en semi-democratische Europese organen. ‘Ruling the void’, zo omschreef de Leidse politicoloog Peter Mair in een gelijknamig, postuum verschenen boek deze zeer zorgwekkende constellatie.
Politiek zoals het een democratie past
De zware nederlaag die - ditmaal - de Partij van de Arbeid tegemoet gaat, moet mede in dit licht bekeken worden. De PvdA zelf denkt daar helaas anders over, getuige de montere toezegging van Samsom om eventuele negatieve gevolgen van het kabinetsbeleid krachtig te zullen bestrijden. Maar voor leedvermaak van de andere gevestigde partijen is ook geen enkele reden. De Nederlandse politieke elite zou het ‘verantwoordelijkheid nemen’, waarvan ze de afgelopen jaren de mond vol had, eens op zichzelf moeten betrekken. Ze zou politiek weer moeten gaan opvatten zoals dat een democratie past: als bezielde strijd om het algemeen belang.
Daar horen ook compromisbereidheid en zakelijkheid bij. Maar die komen pas tot hun recht als maatschappelijke problemen en het soort samenleving dat we nastreven, inzet zijn van intensief debat. Als politieke partijen daarin consistent stelling nemen; in de bevolking geworteld zijn; en belangengroepen en burgerinitiatieven naast en tegenover zich vinden. Ontbreekt dat, dan voegt de besluitvorming zich naar bestaande machtsverhoudingen en wordt de belangstelling voor politiek vooral afhankelijk van haar amusementswaarde.
.