N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een constitutioneel voorbeeldige koningin
Bert van den Braak is verbonden aan het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden
Het is bijna on-Nederlands om zo lovend over iemand te schrijven en spreken als over koningin Beatrix gebeurt. Respect en waardering zijn de meest voorkomende termen. Er is geen reden om daaraan iets af te doen, ook al heeft uiteraard iedereen zijn goede en minder goede eigenschappen.
Van Beatrix werd wel gezegd, dat zij afstandelijk is en - vooral in de jaren vóór haar aantreden als koningin - dat zij eigenwijs was. Toen in 1965 de toestemming (dat heette toen nog goedkeuring) voor haar huwelijk in de Tweede Kamer aan de orde kwam, meende PvdA-fractievoorzitter Nederhorst dat Beatrix 'door regering en parlement' in de hand moest worden gehouden. Zij was immers 'een krachtige persoonlijkheid' (freule Wttewaall merkte toen op: 'een echte Oranje').
Maar als er al sprake was van afstandelijkheid, dan was dat toch zeker niet het geval als de koningin troostend moest optreden na tragische gebeurtenissen. En van die 'eigenwijsheid' is - zeker op staatsrechtelijk gebied - weinig gebleken. Goed beschouwd was de opvatting van Nederhorst bovendien - naar de woorden van toenmalig VVD-fractievoorzitter Geertsema - staatsrechtelijke nonsens. De koning is onschendbaar en het parlement heeft, waar het om regeringsdaden gaat, alleen te maken met het kabinet.
Voor koningin Beatrix geldt, voor meer dan voor welke Oranje-vorst voor haar, dat zij strikt heeft geopereerd binnen de constitutionele verhoudingen. Juliana worstelde in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog met de tenuitvoerlegging van de doodstraf voor oorlogsmisdadigers en zette daarmee feitelijk het kabinet voor het blok. En Wilhelmina ruziede in 1918 met het kabinet-Cort van der Linden over het ontslag van legerleider Snijders. Verder blokkeerde zij in 1940 zonder ministeriële dekking (zoals Meindert van der Kaaij vorig jaar aantoonde in zijn biografie van De Geer) de handhaving van De Geer op Financiën. In 1947 zette Wilhelmina tegen de zin van het kabinet de benoeming tot Commissaris van de Koningin in Zeeland door van Jhr. De Casembroot (overigens een uitstekende keuze). Dat waren geen wereldschokkende misstappen, maar het was op de grens van wat aanvaardbaar was.
Als er al enige kritiek was op besluiten van Beatrix dan betrof dat - afgezien van een relletje in 1996 rond de ambassadeur in Zuid-Afrika - enkele keuzes tijdens formaties. Zo was er in 1981 enige kritiek toen niet Steenkamp (naar de wens van Van Agt), maar De Gaay Fortman (naar een suggestie van minister van staat Ruppert) informateur werd. Eveneens kritische geluiden waren er toen in 1994 Wim Kok een doorbraak mocht proberen te forceren in de vastgelopen formatie. Dat werd gezien als een keuze voor regeringsdeelname van de PvdA. Ook dat was echter in lijn met een deel van de adviezen en - zeker gezien de uitkomst - zeer verdedigbaar. Nu de formatie in handen is gekomen van de Tweede Kamer en de Koning daarin geen rol meer vervult, zijn dat overigens nog slechts historische beschouwingen.
Voor zover de Koning nog een staatkundige rol heeft, is die zeer beperkt. De Koning hoeft niet in de hand te worden gehouden, noch is het nodig diens rol te beperken tot 'ceremonies'. Er is geen enkele reden aan te nemen dat koning Willem-Alexander minder constitutioneel zal zijn dan zijn moeder, maar mogelijkheden daartoe zijn er ook nauwelijks. Of moeten we aannemen dat de nieuwe koning bepaalde wetten niet zal willen ondertekenen? Zelfs de nukkige koning Willem III veroorzaakte wat dat betreft geen problemen.
Een boven de partijen staande constitutionele koning kan een uitstekende samenbindende rol spelen, als 'eerste ambassadeur' optreden en daarnaast door maatschappelijke betrokkenheid een extra dimensie geven aan grote en kleine gebeurtenissen op zowel nationaal, regionaal als lokaal niveau.
Grote verdienste van koningin Beatrix is dat zij opnieuw betekenisvolle inhoud aan het instituut Koningschap heeft weten te geven, waardoor dit instituut nagenoeg onomstreden is gebleven. Dat verdient inderdaad respect en waardering.
Deze bijdrage verscheen in het abdicatie-nummer van 'De Hofvijver' d.d. 1 februari 2013.