N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
'Nederland aristocratischer dan gedacht'
Tot diep in de twintigste eeuw blijkt Nederland aristocratischer dan gedacht. Dat blijkt uit een nieuwe studie ‘Onder aristocraten’ van Jaap Moes, opgediept uit het archief van het Parlementair Documentatiecentrum, ‘de historische schatkamer van het Binnenhof’.
Als we de Amerikaanse historicus Ellis Wasson in Aristocracy and the modern world (New York 2006) mogen geloven, speelden aristocraten overal in Europa tot diep in de twintigste eeuw een prominente politieke, economische en sociaal-culturele rol. Opvallend genoeg viel tot dusver over aristocraten in Nederland echter maar weinig te lezen. Het Koninkrijk der Nederlanden staat sinds jaar en dag bekend als een burgerlijke natie bij uitstek. Ook in de recente handboeken vaderlandse geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw schitteren aristocraten door afwezigheid. Valt Nederland dus in dit opzicht als uniek in Europa te beschouwen, of is dat beeld aan een herziening toe?
Wie deelden in het Nederland van de negentiende eeuw de lakens uit? Welke politieke, economische en sociaal-culturele positie namen aristocraten in? Op deze vragen geeft de historicus Jaap Moes antwoord in zijn dissertatie Onder aristocraten. Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere notabelen tussen 1848 en 1914. Daarin gaat hij na hoe de adel en oude patriciaatsfamilies reageerden op de afschaffing van hun standsprivileges door de liberale grondwet van Thorbecke in 1848, de toenemende verstedelijking en het ontstaan van de verzuiling met politieke partijen die een massale aanhang nastreefden. Moes beschrijft hun politieke respons, de manier waarop zij met hun welstand omgingen, hun levensstijl en huwelijksgedrag. Hielden deftige aristocraten in Nederland stand als een exclusieve, welgestelde sociale elite, of gingen zij samen met de gegoede burgerij op in nieuwe nationale elites?
Met de sociologen Weber, Bourdieu en Goffman als theoretische gidsen stelt de historicus twee onderzoekspopulaties samen. Een groep notabelen heeft als kenmerk grote welstand, terwijl het bij het andere om politieke macht gaat. De aristocratische welstand wordt bekeken aan de hand van de hoogste belastingbetalers uit alle provincies in Nederland en een steekproef in erfenisaangiften voor de successiebelasting. De populatie rond macht bestaat uit ministers en parlementsleden. Voor dat bestand verzamelde hij uit het biografische archief van het PDC informatie over geboorte, overlijden, huwelijk, gezin, levensbeschouwing, politieke kleur en maatschappelijke functies, sociale achtergrond, opleiding, carrière en onderlinge verwantschapsrelaties. Uiteindelijk werden zo karakteristieke trekken van aristocratische en andere bewindslieden in kaart gebracht, correlaties opgespoord en historische verbanden ontsluierd.
Nog maar kort geleden werd zulk prosopografisch onderzoek nog als een ‘onmogelijke mogelijkheid’ beschouwd, omdat talloze, vaak verspreid bewaarde familiearchieven moesten worden geraadpleegd om er de nodige informatie uit op te diepen. Zoiets vergde jaren van monnikenwerk. Het was niet alleen tijdrovend en intensief, maar bovendien zeer kostbaar. Tegenwoordig is dit onderzoek naar de nationale bestuurlijke elite in Nederland dankzij het gedigitaliseerde biografische archief van het PDC een reële mogelijkheid geworden, zoals Moes laat zien. Deze ‘historische schatkamer van het Binnenhof´, zoals hij het PDC noemt, bevat een unieke verzameling biografische gegevens van zo’n vierduizend bewindspersonen en parlementariërs van 1813 tot heden.
Uit Onder aristocraten blijkt dat adellijke en oude patricische families tot in de twintigste eeuw onevenredig waren oververtegenwoordigd op het Binnenhof. Na 1848 pasten zij zich via verschillende politieke, economische en sociaal-culturele strategieën aan de veranderende omstandigheden aan. Zo waren zij in staat om zich nog lang nadat hun grondwettelijke voorrechten verloren waren gegaan te handhaven als een machtige, exclusieve sociale elite. Aristocraten stonden daarmee in de top van de samenleving náást de welgestelde burgerij en de verzuilde elites, die aan het einde van de negentiende eeuw in de politieke arena verschenen. Nederland blijkt dus tot in de twintigste eeuw aristocratischer dan gedacht.
Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 17 d.d. 25 juni 2012.