N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Fortuyn, tien jaar later
Het blijft wonderlijk: in het voorjaar van 2001 kende, behalve het vaste lezerspubliek van Elsevier, nog vrijwel niemand Pim Fortuyn. Of men moest al rechtstreeks met hem te maken hebben gehad. Dat gold voor een kleine kring van mensen in de universitaire en ambtelijke wereld. Toen hij in de zomer zijn ambities blijk gaf, werd dat door velen nauwelijks serieus genomen. Toen al liet hij blijken wel voor ‘Leefbaar Nederland’ te willen optreden, maar alleen als het hem zou volgen. Pretentieus was hij dus ook.
Politiek links werd er niet zenuwachtig van. In de opiniepeilingen kwam hij namelijk wel snel omhoog maar voornamelijk ten koste van de VVD. Ik herinner mij een aantal partijvrienden te hebben gewaarschuwd: het begint bij de VVD, maar zodra kiezers zich realiseren dat Kok er niet meer is, slaat hij toe bij de PvdA. Ik werd niet geloofd, wat vaker gebeurt. Tot 6 maart 2002, toen de PvdA dramatisch verloor, vooral in haar vaste burcht, Rotterdam.
Tussen het voorjaar van 2001 en dat van 2002 lag niet alleen het vertrek van Wim Kok als politieke leider van de PvdA maar ook de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon in New York en Washington. Spoedig werd duidelijk dat het niet alleen om islamisten ging maar ook om terroristen die hun aanslagen geruime tijd in de VS zelf hadden voorbereid, ongezien door hun omgeving. Er was dus geen enkele reden om te denken dat zoiets in Nederland niet zou kunnen gebeuren.
In die onzekerheid trad, met veel rumoer maar ook retorische begaafdheid en heel veel oefening daarin, een man op die bij de etalage van de multiculturele samenleving de glazen ingooide. Die vervolgens de aanval opende op een cultuur van totale depolitisering in regering en parlement, en trouwens ook in het gemeentehuis. En, die feilloos wist dat je je televisiebekendheid niet moet verwerven in de politieke actualiteitenprogramma’s maar in het infotainment van commerciële en publieke omroepen. Die journalisten onbekommerd afblafte, als het hem niet beviel en wist dat daarmee publieke sympathie te krijgen was.
En toen, toen was hij er ineens niet meer: gedood door de kogel. Iets wat in Nederland voor onmogelijk was gehouden tot die zesde mei 2002. Zodat wij nooit zullen weten, of hij echt premier had kunnen worden. Zodat het premierschap hem ook bespaard bleef, want in wezen was hij daar doodsbang voor. Hij wist immers dat hij een generaal was zonder leger en dat een reeks columns nog geen politiek coherente boodschap is. Daardoor heeft Fortuyn een betekenis kunnen krijgen die hem als levend mens gegeven noch gegund zou zijn geweest.
Hij heeft een klimaat geïntroduceerd dat ontegenzeglijk meer open staat voor de zorgen van mensen die het allemaal niet zomaar kunnen bijbenen, financieel noch moreel. Het is tegelijk een klimaat dat in het algemeen nogal guur en onverdraagzaam is geworden; waarin een verbeten anti-islamsentiment heeft kunnen groeien dat alleen maar kan leiden tot wederzijdse miskenning en rancune.
Het verhaal van Fortuyn is het typische verhaal geworden van de tovenaarsleerling.