N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Parlement moet bij waarheidsvinding altijd kiezen voor enquête
Als Tweede of Eerste Kamer eigen onderzoek serieus neemt en echt de onderste steen boven wil krijgen, dan moet altijd gekozen worden voor het middel van de parlementaire enquête. Of tijdens het onderzoek van de mogelijkheid van het horen onder ede daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt, kan de commissie altijd nog bezien. Die stelling neemt dr. Gerard Visscher, parlementair historicus en deskundige op het gebied van het enquêterecht, in.
Visscher vindt verder dat het parlement niet jaren moet wachten met het houden van een onderzoek, zoals bij de Bijlmerramp en het Srebrenica-onderzoek het geval was. Als eerst externe onderzoeken worden gehouden, kan een parlementair onderzoek daaraan bovendien weinig toevoegen. Overigens vindt Visscher ook dat onderzoek dat zich alleen richt op toekomstig beleid, zoals het huidige onderzoek naar de spoor-infrastructuur, net zo goed (of zelfs beter) door externe deskundigen kan worden gedaan.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Visscher noemt het recht van enquête een onmisbaar instrument voor het parlement om feiten boven water te krijgen. De dreiging van verhoor onder ede en de mogelijkheid om stukken (eventueel vertrouwelijk) op te eisen, zijn daarbij essentieel. Op basis van de informatie kan achteraf verantwoording worden afgelegd over beleidsbeslissingen. Als daaruit lessen kunnen worden getrokken voor de toekomst is dat vanzelfsprekend mooi meegenomen, maar dat is toch niet het primaire doel. Hij vindt dat een enquêtecommissie zonder beperking beschikking moet krijgen over alle relevante informatie, ook bijvoorbeeld over notulen van de ministerraad.
Visscher verwacht niet dat de huidige parlementaire enquête naar de aanpak van de kredietcrisis nog veel nieuwe inzichten zal opleveren voor toekomstig beleid. Het eerste deel van het onderzoek heeft al tot veel aanbevelingen geleid. Voor de tijdens de verhoren geopperde suggestie dat de regering Kamerleden al vooraf vertrouwelijk informeert over belangrijke te nemen stappen, voelt hij niet veel. Ook niet als daarvoor een speciale commissie 'stiekem' wordt ingesteld. Het gevaar van het lekken van informatie is te groot. De Kamer moet wel snel worden geïnformeerd over genomen besluiten.
Gerard Visscher is nog altijd voorstander van een minderheidsrecht op enquête, naar voorbeeld van de Duitse bondsdag. Al in de jaren zeventig en tachtig pleitte hij daarvoor. Twee wetsvoorstellen daarover sneuvelden echter in de Eerste Kamer. Voor de in het kader van de parlematire controle belangrijke rol van opp partijen is zo'n minderheidsrecht, bijvoorbeeld voor een derde van de Kamer, van grote betekenis.
Visscher vindt het vreemd dat individuele Kamerleden wel het recht op inlichtingen hebben, maar een belangrijke Kamerminderheid niet over alle relevante informatie kan beschikken. Omdat bij het uitvoeren van een onderzoek wel de politieke machtsverhoudingen overeind blijven (bijvoorbeeld bij de samenstelling van de commissie) hoeft er geen angst te zijn voor misbruik door de oppositie, zoals ook de praktijk in Duitsland aantoont. Met een minderheidsrecht zien we niet meer van die gênante vertonen als bij de steun van de Irak-intevenie het geval was.
Bij het inzetten van het enquêtewapen moet het belang van de Kamer als geheel wel voorop staan. Alleen door gezamenlijk conclusies te trekken en aanbevelingen te doen, wint het parlement aan gezag. Als Kamerleden een 'eigen' agenda hebben, zoals recent bij Dion Graus het geval leek te zijn, dan kunnen ze beter de commissie verlaten. Een enquête moet door partijen niet worden gebruikt om zich te profileren, aldus Visscher. Het vertrek van Graus hoeft in die zin niet betreurd te worden.
Dat er nu een onderzoek wordt gehouden door de Eerste Kamer vindt Visscher opvallend, omdat die Kamer al sinds 1887 het enquêterecht heeft. Maar hierbij geldt eveneens dat het beter eerder had kunnen worden gehouden (namelijk toen de privatiseringen nog volop speelden) en dat er beter voor een volwaardige enquête in plaats van voor een onderzoek had kunnen worden gekozen.
Afgezien van de door alle enquêtecommissies boven tafel gekregen informatie vindt Visscher de parlementaire enquête opsporingsmethodes de meest succesvolle, gezien de indringende resultaten die dat onderzoek opleverde. Voor de enquête bouwsubsidies gold dat die het rechtsstatelijk bewustzijn op departementen vergrootte. Niet langer konden formele regels door de regering zelf niet serieus worden genomen. De RSV-enquête was volgens Visscher uitermate belangrijk voor de versterking van parlementaire controle. Die enquête lag aan de basis van latere onderzoeken en leidde tot belangrijke wijzigingen in het reglement van orde.