'Vrouw – politica – katholiek'

Marga Klompé was ‘vrouw – politica – katholiek’. Dat is het beeld dat Gerard Mostert schetst van de eerste vrouwelijke Nederlandse minister in een biografie waarop hij afgelopen vrijdag 28 oktober aan de Raboud Universiteit in Nijmegen promo veerde: ‘Marga Klompé’, 1912 – 1986.

Klompé, in 1948 in de Tweede Kamer gekozen voor de KVP, werd in 1956 minister voor Maatschappelijk Werk, later omgevormd tot Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). Ook werd zij na haar vertrek uit de politiek de eerste vrouwelijke Minister van Staat.

Als Klompé’s belangrijkste wapenfeit geldt de totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, een wet die de overgang van de ‘armenzorg’ van kerk en particulier initiatief naar de overheid bezegelde.

 

Beroemd werd de kus: de ‘twee ferme kussen op beide wangen’ bij de overhandiging van de PC Hooftprijs aan de (omstreden) G.K. van het Reve.

De biografie van Marga Klompé beschrijft het leven van een vrouw die posities bekleedde die voorheen voor vrouwen onbereikbaar waren. Mostert gaat in zijn studie in op de vraag aan welke voorwaarden een vrouw in de jaren veertig en vijftig moest voldoen om een succesvolle politieke carrière op te bouwen. Ook bespreekt hij of en, zo ja, hoe Klompés vrouw-zijn een rol speelde in haar politieke werk.

Klompé zelf zou waarschijnlijk van de vraag alleen al gegruwd hebben: zij wilde uitsluitend beoordeeld worden op haar capaciteiten en kon zich niets voorstellen bij een typisch vrouwelijke inbreng. Niettemin is duidelijk dat haar politieke carrière voor een belangrijk deel stoelt op haar werk voor vrouwelijke vrijwilligersorganisaties, in en na de oorlog.

Wat haar denken over vrouwelijkheid betreft, hinkte Klompé volgens haar biograaf op twee gedachten. De ene keer sprak ze over mannen en vrouwen als verschillend, maar gelijkwaardig en elkaar in hun verschillen aanvullend; de andere keer stelde ze dat vrouwen en mannen gelijk waren en dat sekseverschillen geen enkele rol speelden in bijvoorbeeld politieke werkzaamheden. Zo zei ze in 1956, bij haar aanstelling als minister, tegen journalisten dat een eventuele poederdoos in de bureaula het enige verschil was tussen haar en een mannelijke collega. Duidelijk is, aldus Mostert, dat Klompé al in 1956 de vragen naar haar 'vrouwelijke inbreng' in de politiek zat was.