N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Profijt van de EU gaat verder dan de netto-positie
Met een vermakelijk gevoel voor retoriek noemt premier Rutte Nederland de "netto'st betaler”, oftewel netto de meestbetalende lidstaat van de Europese Unie (EU). Deze uitspraak suggereert dat Nederland meer op de kleintjes moet letten in Europa. Is dat ook zo?
In 2009 betaalde Nederland € 3,3 miljard aan de EU. In dit bedrag is een korting op de bijdrage verwerkt van € 0,6 miljard over het jaar 2009, plus een bedrag van € 2,1 miljard aan kortingen waar ons land over 2007 en 2008 nog recht op had. Als rekening wordt gehouden met deze € 2,1 miljard, bedroeg de Nederlandse (bruto) bijdrage aan de EU in 2009 een kleine € 5,5 miljard. Daar tegenover ontving Nederland € 1,85 miljard van de EU. Per saldo betaalde Nederland dus € 3,6 miljard, oftewel ca. 0,64% van het bruto nationaal inkomen (bni). De bewering van Rutte dat Nederland de grootste netto-betaler is, is gebaseerd op deze zogeheten 'boekhoudkundige' manier van berekenen.
De boekhoudkundige methode is niet de enige berekeningswijze. Een deel van de afdrachten van de lidstaten bestaat uit de 'traditionele eigen middelen' van de EU, waaronder een percentage van de geïnde douanerechten. Omdat de EU één buitengrens heeft met gemeenschappelijke heffingen op importen uit landen van buiten de Unie, is de afdracht van de traditionele eigen middelen geen uitgesproken nationale bijdrage. De Europese Commissie hanteert een dergelijke redenering. Aangezien relatief veel importen de EU in komen via ons land, is de Nederlandse netto-positie volgens de berekeningsmethode van de Europese Commissie minder ongunstig dan volgens de boekhoudkundige methode. Ook dan blijft Nederland echter nog steeds een grote netto-betaler, als nummer twee na België.
Enige relativering van de berekeningen is op zijn plaats. Deutsche Bank Research onderscheidt maar liefst vijf manieren om de netto-positie te berekenen. Deze kunnen ieder op drie manieren gepresenteerd worden: in absolute bedragen, per hoofd van de bevolking en als percentage van het bruto binnenlands product. In geen van deze 15 perspectieven komt Nederland naar voren als één van de grootste drie netto-betalers.
De belangrijkste relativering van de netto-positie staat echter in een brief van het kabinet aan de Eerste Kamer bijna 80% van de Nederlandse export gaat naar EU-lidstaten. De bijdrage van de interne markt aan het Nederlandse bbp bedraagt 4 à 6% (1500 tot 2200 euro per inwoner per jaar). Kortom, de 'contributie' aan de EU geeft Nederland een uiterst lucratieve toegang tot een markt met een half miljard inwoners. Daarbij krijgen we stabiliteit en de mogelijkheid om grensoverschrijdende vraagstukken op te lossen op de koop toe. Premier Rutte mag zijn retorische vaardigheden best wat nadrukkelijker inzetten bij de communicatie van deze boodschap.