N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De kabinetsformatie en de instituties: de Tweede Kamer
De Tweede Kamer is ook bij kabinetsformaties veel bepalender dan op televisie lijkt. Carla van Baalen, hoogleraar parlementaire geschiedenis in Nijmegen, diende tijdens een conferentie over de gang van kabinetsformaties de Tweede Kamer van advies.
'Nadat de Tweede Kamer erin was geslaagd het formatieproces alsmaar meer te gaan bepalen (1939: wegsturen van een kabinet dat geen rekening had gehouden met de samenstelling van de Kamer; 1946: voorzitters van alle Kamerfracties mogen de Koning adviseren; 1963: de Kamer bepaalt het programma van het nieuwe kabinet), lukte het haar sinds circa 1970 niet meer om wezenlijk nog meer te bereiken, hoeveel pogingen daartoe ook zijn ondernomen.’, constateerde Van Baalen, directeur van Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. ‘Een richtinggevend debat na de verkiezingen bleef een vroom voornemen, debatteren met de informateur leverde doorgaans evenmin het gewenste resultaat op.
Van Baalen: ‘Had de Kamer omstreeks 1970 in wezen genoeg bereikt? Of waren wellicht de conservatieve krachten sedertdien te sterk? Stel dat de Kamer inderdaad genoeg bereikt had, waarom dan toch die aanhoudende pogingen om haar greep op de formatie te versterken? Heeft dat misschien te maken met onze dominante ‘beeldcultuur’? Is, met andere woorden, wellicht onvoldoende zichtbaar dat de Kamer hoe dan ook het allesbepalende instituut is bij de formatie? De camera’s die tegenwoordig alles registreren laten óf de deelnemers aan de formatie zien die paleistrappen op- en aflopen óf diezelfde figuren die een deur van een oud gebouw (met nummer 22) in- en uitgaan. Dat heeft zo op het oog weinig met de Tweede Kamer te maken.'
'Het is als bij Prinsjesdag', vervolgt Van Baalen. 'Deze dag is de enige werkelijke feestdag van de vaderlandse democratie. Maar wat zien we? De camera’s zijn nagenoeg uitsluitend gericht op de gang van de Koning en zijn gevolg naar de Ridderzaal. De demonstratie van de in publieke vergadering bijeen zijnde volksvertegenwoordigende macht ervaart men daarentegen als veel minder interessant.'
‘Hoe dan ook', zo besloot Carla van Baalen haar inleiding: ‘mijn preadvies houdt in om terdege kennis te nemen van de historie van de parlementarisering van de kabinetsformatie – en niet in de laatste plaats van het belangrijke debat dat de Tweede Kamer op dit punt direct na de verkiezingen van april 1971 heeft gevoerd – met inachtneming van Paulus’ wijze raad aan de Thessalonicenzen: ‘Onderzoekt alles en behoudt het goede.’