N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Verschil tussen radicaal- en extreemrechts
Tijdens het debat over het coalitieakkoord uitte GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans zorgen omdat, volgens hem, voor het eerst een "radicaal-rechtse" partij ons land bestuurt. Een week eerder kwam Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma al in aanvaring met Kamerleden over het gebruik van de term “extreemrechts”. Volt-leider Laurens Dassen gebruikte deze term om te verwijzen naar de PVV, waarop Bosma ingreep omdat hij vond dat dit gelijkstaat aan een “nazi-vergelijking”.
Deze discussie roept vragen op over de juiste terminologie. Wat is het verschil tussen radicaal- en extreemrechts?
Uiterst rechts als koepelterm
Over het algemeen hanteren politicologen de term ‘uiterst rechts’ – in het Engels: the far right – voor partijen, bewegingen en individuen die aan de rechterflank van het politieke spectrum opereren. De term verwijst naar ideeën die sociale ongelijkheid als ‘natuurlijk’ of wenselijk beschouwen en niet liberaal-democratisch zijn.
Het is een overkoepelende term, die zowel radicaal- als extreemrechtse partijen en groeperingen omschrijft. Radicaal-rechtse partijen en bewegingen zijn niet per se antidemocratisch: ze respecteren in principe de basisregels van de democratie. Sommige van hun ideeën staan wel op gespannen voet met liberaal-democratische principes, zoals de bescherming van minderheidsrechten en politiek pluralisme. Extreemrechtse partijen daarentegen zijn per definitie antidemocratisch: ze verwerpen de beginselen van de parlementaire democratie, al dan niet met geweld.
Theorie vs. praktijk
Hoewel er in theorie een duidelijk onderscheid bestaat tussen radicaal- en extreemrechts is dit verschil in de praktijk aan het vervagen. Zo zijn er partijen als de Alternatieve für Deutschland (AfD) Forum voor Democratie (FvD) die aanvankelijk opkwamen als eurosceptische of radicaal-rechtse populistische bewegingen, maar naar extreemrechts opschoven naarmate ze meer politieke invloed kregen. Bovendien tonen deze partijen vaak bewust een milder gezicht in hun verkiezingsprogramma's en naar het brede publiek dan voor hun eigen achterban.
De semantische tweedeling tussen radicaal- en extreemrechts suggereert dat er significante verschillen bestaan tussen deze twee stromingen en impliceert zo ook dat enkel extreemrechts een rechtstreekse bedreiging kan vormen voor de democratie. Dit kan onbedoeld bijdragen aan de mainstreaming van uiterst rechts.
Politicologen als Andrea Pirro pleiten daarom voor het systematische gebruik van de koepelterm 'uiterst rechts', want ook geïnstitutionaliseerde radicaal-rechtse partijen leunen op een brede 'productiestructuur' die grotendeels verborgen blijft – de zogenaamde backstage. Dit doen ze door bijvoorbeeld actieve banden te onderhouden met sociale bewegingen en netwerken die een rechtstreekse bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde.
Door de koepelterm ‘uiterst rechts’ te hanteren, trainen we onze blik om voorbij de ‘institutionele frontstage’ te kijken en te zoeken naar voortekenen van democratische erosie.
Léonie de Jonge is universitair docent Europese politiek en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker bij het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP)