N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het eenzame Rutte III
Het derde kabinet onder leiding van premier Mark Rutte maakt een eenzame indruk. ‘Het is een kabinet dat, zo blijkt nogal eens, op zichzelf is teruggeworpen’, analyseert Gerrit Voerman, hoogleraar in Groningen en directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
‘Wie na een jaar de balans van Rutte III opmaakt’, verklaart een partijenkenner als Voerman, ‘kan nauwelijks ontgaan dat een kabinet dat eigenlijk van niemand is. Kiezers keren zich er blijkens opiniepeilingen van af. Het heeft een minieme meerderheid in de Tweede Kamer; dat draagvlak neemt af. In de Eerste Kamer zal het vermoedelijk volgend jaar een minderheidskabinet worden. De coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie maakt een weinig homogene indruk. Het zal het zelf moeten doen - en dat wordt steeds lastiger.’
In het eerste jaar heeft Rutte III weinig indruk gemaakt. ‘Het heeft nog niet zo veel voor elkaar gekregen’, stelt Voerman vast. ‘Er is nog nauwelijks wetgeving geschreven. Er is nu wel budget vrijgekomen. Er gaat vanaf Prinsjesdag geregeerd worden, maar indrukwekkend is het bepaald nog niet.’
‘De doem van de dividendbelasting hangt boven dit kabinet’, zegt Voerman. ‘Dat is zo’n beetje allesbepalend geworden voor hoe Nederland tegen de premier, het kabinet en de coalitie aankijkt. Dat tast het gezag aan.’
Diezelfde kwestie, voegt hij er aan toe, laat zien hoe ‘weinig homogeen’ het kabinet is. Voor tenminste twee van de vier regeringspartijen [D66 en CU] is het ‘een meloen die doorgeslikt moet worden’.
‘De breuklijnen binnen deze vierpartijencoalitie zijn van meet af aan zichtbaar geweest’, aldus Voerman. ‘Twee christelijke en twee liberale partijen - daar liggen op immaterieel vlak twistpunten. Dwars daarop in sociaal opzicht de tegenstelling tussen twee behoudende en twee min of meer vooruitstrevende partijen. In het regeerakkoord is dat formeel afgedekt, maar elke partij heeft zich vanaf de start voorgenomen zichzelf te profileren. Daarom zijn de partijleiders - drie van de vier - niet in het kabinet gaan zitten. In de Tweede Kamer willen ze het eigen geluid blijven vertolken. Dat was bij de algemene beschouwingen vorige week goed te merken.’
‘Wat Samsom in de coalitie met Rutte te veel heeft nagelaten, doen Buma, Pechtold en Segers expliciet: laten zien dat de partij niet in de coalitie ondergaat.’
Stuk voor stuk hebben volgens Voerman de partijen binnen de coalitie achter Rutte III het moeilijk. Eigenlijk met uitzondering van de kleinste, de ChristenUnie – de enige regeringspartij die vergeleken bij de Kamerverkiezingen van vorig jaar in de peilingen op winst staat. ‘Maar die partij heeft iets dat de andere drie niet meer hebben: een stabiele, loyale achterban.’ En - voegt hij er aan toe: de ChristenUnie is ‘gezegend’ met twee bewindslieden met een deugdelijke, vertrouwenwekkende bestuursstijl, Carola Schouten en Arie Slob.
Van de VVD is de glans af, signaleert Voerman. ‘Het gaat moeizaam, met al die affaires; die schaden Rutte. Bovendien is zijn geloofwaardigheid nogal eens in het geding gekomen. Na acht jaar premierschap is bij Rutte de glans er wel wat af; het vertrouwen in hem neemt af Maar het opvallend is dat de kiezers het niet, nog niet laten afweten.’
Ook het CDA overtuigt niet erg. ’Onder leiding van Buma wordt een opvallend conservatieve politiek gevoerd. Of het electoraal werkt, is twijfelachtig – tot nu toe in elk geval niet.’ Buma stelt zich in de Kamer nogal ‘hoekig’ op tegenover GroenLinks, ‘wat samenwerking na de Eerste Kamerverkiezingen van volgend jaar er zeker niet makkelijker op maakt’.
En D66 is ‘kwetsbaar’. ‘Wat zich rond Pechtold afspeelt, met name die privé kwesties, straalt af op de partij, de partij die hij zich 2006 weer aanzien heeft gegeven. En dat komt bovenop de pijnlijke punten waarvoor D66 tijdens de kabinetsformatie heeft moeten tekenen - zoals de binnen de partij omstreden de afschaffing van het raadgevend referendum.’
‘In die moeilijke omstandigheden, probeert Rutte III min of meer z’n eigen weg te vinden’, stelt Voerman vast. ’Het zal het vooral zelf moeten doen, dat wordt steeds duidelijker.’