Wet financiering politieke partijen: einde in zicht – maar wat een gaten!

De nieuwe wet voor de financiering van politieke partijen laat veel te wensen over. Wat het ergste is: Nederland voldoet niet aan de standaard die het in het buitenland aanprijst. Een kritische analyse van Bastian Michel, promovendus staatsrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

De democratisering van Midden- en Oost-Europa is een van de grote succesverhalen van de voorbije decennia. Het Westen heeft daar een bijdrage aan geleverd onder andere door kennis over te dragen. Hoe zet je eerlijke en betrouwbare verkiezingen op? Met welke middelen is rechterlijke onafhankelijkheid te waarborgen? Hoe voorkom je corruptie? Via de Raad van Europa en de OVSE is een hele vloedgolf van democratische standaarden oostwaarts gaan rollen. Wie had ooit gedacht dat die vloedgolf op zeker moment zou terugkomen? Dat lijkt nu het geval te zijn. Want steeds vaker valt op dat ook westerse landen nog het een en ander te verbeteren hebben – bijvoorbeeld Nederland wat het toezicht op de financiering van politieke partijen betreft.

In 2007 begon de Group d’États contre la corruption (GRECO) aan een evaluatie van alle landen binnen de Raad van Europa. Nederland kreeg drie keer bezoek, in 2008, 2010 en dit jaar. De rapporteurs troffen in 2008 een ondermaats regime aan. De minister kon alleen een ontwerp voor verbeteringen laten zien. GRECO vond de plannen op zich waardevol en gaf Nederland 13 aanbevelingen om de details goed te krijgen.[1] Openbaarheid van de financiën zou voor alle politieke groeperingen moeten gelden, inclusief hun gelieerde organisaties, en niet alleen op landelijk maar ook op provincie- en gemeenteniveau. Informatie over donaties en andere inkomsten vanaf een niet al te hoge drempel moest voldoende specifiek zijn, met de namen van donateurs. En er moest onafhankelijk toezicht komen op de naleving van de transparantieplichten, met de mogelijkheid kleinere plichtsverzuimen eenvoudig te beboeten.

Bij het tweede bezoek van de GRECO, in 2010, bleek dat Nederland geen voortgang had geboekt. Met 6 van de 13 aanbevelingen was niets gedaan, vooral omdat men nog steeds in de planningsfase zat. “[T]he overall picture is rather disappointing: no tangible progress has been made.”[2] In het voorjaar van 2011 diende minister Donner dan eindelijk het wetsvoorstel in. Nu, twee ministers van BZK later, ligt het klaar voor plenaire behandeling in de Eerste Kamer.[3] Het GRECO-rapport na het derde bezoek afgelopen zomer is nog niet openbaar, maar wie het vorige rapport naast het wetsvoorstel legt krijgt gauw een vermoeden dat het weer negatief zal uitvallen.

Het voorstel voor de nieuwe Wet financiering politieke partijen ziet niet op lokale partijen en niet op lokale afdelingen van landelijke partijen. Daar gaat minister Plasterk wel werk van maken, zo schrijft hij in zijn laatste stuk aan de Eerste Kamer.[4] Op tal van punten zijn er voorlopig geen voornemens om aan de aanbevelingen van de GRECO te voldoen: de drempel waaronder geen openbaarmaking nodig is blijft hoog, er wordt geen maximum gesteld aan donaties per donateur, en donaties uit het buitenland blijven toegestaan. Het meest opvallend vind ik dat het toezicht op de naleving van openbaarmakingsplichten en de bevoegdheid te beboeten niet bij een onafhankelijk orgaan komen te liggen. In 2008 en 2010 kreeg de GRECO nog te horen dat men de Kiesraad op het oog had. Nu is voor de minister gekozen. Ik stel me onwillekeurig voor hoe de toezichthouders van BZK op een mistige vrijdagochtend in november door hun minister erop uit worden gestuurd om op zoek naar de boekhouding de partijcentrale van diens politieke concurrent over hoop te halen – of die van zijn coalitiepartner – of die van zijn eigen partij. Dat iets meer onafhankelijkheid wellicht toch een goed idee zou zijn, voelde Donners opvolgster Spies kennelijk al aan. Ze voegde een adviescommissie aan het geheel toe. De Eerste Kamer zal hopelijk stevig doorvragen om erachter te komen of die constructie voldoende onafhankelijkheid biedt. Mij lijkt het niet veel meer dan een vijgenblad.

De trage gang van deze bescheiden regelgeving en het openlijk en welbewust afwijken van de gezaghebbende Europese aanbevelingen zijn op den duur schadelijk. Nederland kan landen overal ter wereld veel leren over het runnen van een vreedzaam en levendig democratisch staatsbestel. Maar als onze politici niet bereid zijn hier te lande aan de standaarden te voldoen die men anderen aanbeveelt, dan wordt die voorbeeldrol ernstig verzwakt. De strijd voor meer democratie in de wereld begint thuis. Nederland zou die strijd heel wat resoluter moeten aangaan dan hier is gebeurd.

December 2012

Bastian Michel is promovendus staatrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

 

[1] GRECO, rapport van 13 juni 2008, GRECO Eval III Rep (2007) 8E.

[2] GRECO, rapport van 11 juni 2010, RCIII (2010) 5E, par. 89.

[3] Wetsvoorstel financiering politieke partijen, zie hoofddossier 32 752.

[4] Kamerstukken I 2012/13, 32 752, nr. E.