N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een goede ambtenaar is niet een goede politicus
Roel Bekker, voormalig secretaris-generaal en hoogleraar Albeda-leerstoel (2007-2014).
Het zijn gouden tijden voor docenten en studenten Bestuurskunde en Politicologie. Regering en parlement zorgen voor een niet aflatende stroom aan case studies. Uit de rijke keus pik er twee die de laatste weken de aandacht trokken: de perikelen waarin minister Van der Steur terecht kwam naar aanleiding van de foto van Volkert van der G. En de zoveelste episode in de never ending ProRail-story met staatssecretaris Mansveld in de hoofdrol. U weet waar het over gaat.
Wat me opviel was dat er sprake was van een aantal opvallende overeenkomsten. In beide gevallen ging het om bewindspersonen met een veel en veel te grote portefeuille. Daardoor komen ze nauwelijks toe aan het vaak tijdrovende vak van goed, evidence based bestuur. Het is het gevolg van de politieke stoerdoenerij om in Nederland het minste aantal bewindslieden ter wereld te willen hebben. Dat terwijl het politieke werk alleen maar toeneemt en ingewikkelder wordt. Het leidt er onvermijdelijk toe dat ze te weinig tijd hebben voor goed overleg met hun ambtenaren. Van hen verwachten ze vervolgens wel dat die alle politieke problemen kunnen overzien en kunnen voorkomen, dat ze kunnen denken en handelen alsof ze politici waren. Als er daarna wat mis gaat, gaat de vinger snel in hun richting: de ambtenaren missen politieke sensitiviteit, we hoorden dat al vaker in de soap rond ProRail en nu ook bij Volkert van der G.
Tweede overeenkomst: beide departementen zijn fusieorganisaties, en daar gaat het niet alleen bij de overheid vaak mis. Ze zijn te groot en onevenwichtig, men is niet op elkaar ingespeeld, er wordt nog gevochten om de belangrijke posities, de informatievoorziening is niet optimaal, etc.
Derde overeenkomst: in beide gevallen ging het om zaken die fout waren gegaan in de uitvoeringsorganisaties. Strategische beleidsfouten breken bewindslieden niet vaak op, maar fouten in de uitvoering des te meer. Bovendien ging het in beide gevallen om uitvoeringsorganisaties die enigszins op afstand van het kernministerie staan: ProRail, het OM, de reclassering. Niet dat dat overigens iets uitmaakte voor de mate waarin de bewindslieden verantwoordelijk werden gehouden!
Vierde overeenkomst: beide departementen hebben nieuwe Secretaris-Generaals, die ongetwijfeld nu als eerste opdracht hebben om alles waar ze net enthousiast aan wilden beginnen opzij te zetten, harde personele en organisatorische maatregelen te nemen en te zorgen dat zulke voorvallen nooit weer gebeuren.
De afronding van het debat in beide cases ging ook aardig gelijk op: er moeten koppen rollen, de onderste steen moet boven, en het is eens maar nooit weer. De bewindslieden beloofden deemoedig beterschap en kondigden vervolgens maatregelen aan die wellicht de korte termijn honger van de Kamerleden bevredigt maar die de zekerste weg is naar nieuwe ongelukken: ze zullen er bovenop gaan zitten, zorgen dat ze in het vervolg over alle uitvoeringsinformatie beschikken en dat ze die natuurlijk direct na ontvangst door zullen sturen naar de Kamercommissie waarmee ze de komende tijd minstens één keer per week overleg zullen voeren.
Dat werkt natuurlijk niet en is vragen om moeilijkheden. Wat dan wel? Bijna alles is beter dan dit. Valium in het drinkwater zou een goede oplossing zijn, maar dat kunnen we beter maar niet bekend maken. Het veel meer dempen van de verwachtingen is een prima aanpak, weliswaar haaks op de politieke reflexen maar zeer nuttig. Het ontwikkelen en vooral handhaven van goede bestuurlijke processen en verantwoordelijkheden is ook een goede zaak, met het liefst de uitvoering op enige afstand en voorzien van enige vrijheid. En dan echt op afstand! Tijd nemen voor enige reflectie en niet onmiddellijk reageren: uitstekend. Accepteren dat zaken nu eenmaal wel eens fout gaan. En last but not least: ophouden met ambtenaren te verwijten dat ze geen politiek gevoel hebben. Politiek gevoel is niet een karakteristiek van een goede ambtenaar maar van een goede politicus, en dat moet vooral zo blijven.