N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Democratie op meerdere niveaus: ervaringen uit België
DEN HAAG (PDC) - Verbreding en verdieping hebben altijd deel uitgemaakt van de ontwikkeling van de Europese Unie. In het huidige onrustige vaarwater waarin de EU verkeert wordt verdere integratie steeds vaker gezien als bedreiging voor de democratie. In Nederland woedt het debat over de Europese Unie; het was zelfs een verkiezingsthema. Onze zuiderburen zien het Europese debat juist als middel om uit de marges van hun macht te treden en invloed te hebben op de Europese constructie. Dit kwam naar voren tijdens het eerste debat in de reeks ‘De Staat van de Europese Democratie’, georganiseerd door het Montesquieu Instituut in samenwerking met dagblad Trouw, waarin de co-founding father België centraal stond.
De hoge opkomst in het Huis van Europa op 14 januari 2013 weerspiegelde de enorme belangstelling voor het debat dat in België wordt gevoerd over Europese democratie. Afgereisd naar Den Haag waren de heer Baron Frans van Daele, topdiplomaat en voormalige kabinetschef van Herman van Rompuy, en hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen, Peter Bursens. Het debat werd geleid door Hans Goslinga, politiek columnist van Trouw.
Bursens wijt de permissieve consensus over het ‘Europa-debat’ in België aan het gebrek aan een uitgesproken debatcultuur. Hij geeft een gedetailleerde opinie over het bewuste ‘stilzwijgen’ van het Europese onderwerp in België. Hierdoor profileren Belgische politici zich op andere onderwerpen, wat ook nog eens tot betere electorale resultaten leidt. Daarnaast blijven de massamedia langs de zijlijn staan en blijft politiek voor velen een ‘elitaire zaak’ in een ‘lege democratie’, aldus Bursens.
Desondanks zien steeds meer burgers de impact van Europese beleidsvorming in het alledaagse leven. De politiek pikt dit gehaaid op door Europa als ‘bondgenoot te zien om hervormingen door te voeren’. Positief is dat het debat in België nagenoeg alleen gaat over beleid en nog niet over integratie als zodanig, zoals in Nederland. Echter door het vuur aan te wakkeren, vinden eurosceptici ook de weg naar de politieke arena. Bursens roemt Nederland om zijn traditionele debatcultuur maar erkent dat er in het Belgische parlement perikelen zijn die dit proces vermoeizamen; denk aan de meertaligheid, regionale politiek en het cordon sanitaire.
Baron Van Daele betoogt daarentegen dat er wel degelijk sprake is van een ‘Europadebat’ in België; er is een brede consensus met enige diepgang over het fenomeen Europa. Waarom? Belgen zijn realisten en zijn bereid om soevereiniteit af te dragen in ruil voor reële invloed, om zo vat te krijgen op de Europese constructie. Van Daele benoemt de manier van omgang met de twee grote planeten in Europa, (Frankrijk en Duitsland) en de realistische benadering dat de euro gemeenschappelijke inzet vergt, ook in moeilijke tijden. ‘De Belgen voelen instinctief aan dat dankzij de EU hun land erin geslaagd is meer invloed op zijn omgeving te hebben dan ooit tevoren’. Het ‘stilzwijgen’ over het Europese debat is volgens Van Daele een bewuste keus door de Belgische bevolking; de Belgen 'weten heel goed aan welke kant het brood beboterd is’.
Uiteraard vertraagt de mélange Wallonië en Vlaanderen het integratieproces van België. Echter, België is feitelijk in het klein wat Europa in het groot is, merkt Bursens op. ‘Je hoeft niet goed met elkaar overweg te kunnen om te kunnen samenwerken.' Van Daele beaamt de verschillende opvattingen over zowel de vrijhandel als economische integratie in beide regio’s: ‘men zou graag zien dat Europa multilateraal voorspelbaar georganiseerd is, maar de impact die beslissingen op communautair niveau hebben, worden in de Gemeenschappen verschillend ervaren’. Dit maakt van Europa nog steeds een ‘ver-van-mijn-bed-show’.
Er is dus sprake van democratie op twee niveaus; het nationale en het Europese. Maar beide zijn van belang als het gaat om de bevordering van de kwestie legitimiteit. Van Daele is kritisch: ‘waar controleer je op Europees niveau? Want doe je dit slechts op nationaal niveau dan is de EU een slecht samenwerkingsverband.’ Van Daele pleit dan ook om een reëel ‘Europa-breed’ debat te voeren als we verder zijn in het federale beleid.
Is Europa tot noch toe dan niet onze verre vriend en België onze goede buur? Een vraag over de heractivering van de invloed van de BeNeLux rees vanuit het publiek. Beide heren stonden positief tegenover deze wellicht toekomstige ontwikkeling. ‘Kleinere bondgenoten hebben vaak gemeenschappelijke belangen en staan daarom samen sterker’, aldus Bursens. Van Daele geeft toe dat de bilaterale betrekkingen tussen België en Nederland altijd sterk zijn geweest. Maar deze vriendschap tussen goede buren heeft slechts belang bij ‘échte zaken’ en geen ‘motherhood and apple pie’. Regionale verbanden hebben wellicht in de toekomst de sleutel tot beleidsbeïnvloeding in handen, juist als we ons bewegen naar de volledigheid van ons Europees politiek bestel.