N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Montesquieu-prijzen 2011
De hieronder vermeldde prijswinnaars van de Montesquieu-prijzen 2011 hebben naast de gepubliceerde bachelor scriptie, master scriptie en PhD artikel ook een abstract ingezonden waarin zij kort uitleggen waar hun winnende stuk over gaat.
Bachelor Scriptie Prijs |
|
---|---|
Maximilian Vollmer |
Mutually Assured Destruction inevitable? The Relationship between the ECJ and the German FCC |
Master Scriptie Prijs |
|
---|---|
Yana Stoeva |
Europa Prijs |
|
---|---|
Davor Jancic |
The European Political Order and Internet Piracy: Accidental or Paradigmatic Constitution-Shaping? |
Inhoudsopgave van deze pagina:
Door de jaren heen heeft het Europese Hof van Justitie (ECJ) fundamentele rechten op Europees niveau vastgelegd en versterkt. De ontwikkeling van de relatie tussen één van de hoogst aangeschreven rechtbanken in Europa, het Bundesverfassungsgericht of Duits Constitutioneel Hof (FCC), en de ECJ wordt geanalyseerd en onderzocht met behulp van ‘game theory’.
Ter inleiding wordt een algemene introductie gegeven van de twee rechtbanken. Vervolgens worden hun standpunten geanalyseerd met betrekking tot de ontwikkeling van rechtspraak. Verscheidene conflictpunten komen hierbij aan het licht omdat de FCC een specifiek beschermingsniveau van fundamentele rechten op Europees niveau eist, vergelijkbaar met de rechten vastgelegd in de Duitse grondwet. Zoals de titel suggereert is de vraag of het rivalengedrag van de rechtbanken een onvermijdelijke wederzijdse destructie veroorzaakt. Na een korte introductie van ‘game theory’, worden de standpunten, het gedrag en de wederzijdse reacties van de rechtbanken over verschillende decennia geanalyseerd.
Concluderend heeft de analyse aangetoond dat er een opvallende ommekeer heeft plaatsgevonden tussen de twee rechtbanken, van directe rivaliteit naar een samenwerkingswijze, parallel aan de toename van het beschermingsniveau van Europese fundamentele rechten door de ECJ. Deze modus vivendi maakte het mogelijk om wederzijdse destructie te voorkomen en hoger wederzijds voordeel te garanderen.
Het doel van deze scriptie is om een verhaal te vertellen, een eindeloos verhaal over de Europese identiteit, de interactieve relatie tot het uitbreidingsproject, constructie en reconstructie door verhalen. De centrale vraag die behandeld wordt in dit onderzoek is 'Wat zijn de onderliggende mechanismen van de dialectische relatie tussen Europese identiteit – verhalen – oostwaartse uitbreiding?'
Dit onderzoeksverhaal wordt benaderd vanuit de interpreterende, postmodernistische tak van beleidsanalyse. De aanpak toegepast in dit onderzoek is gebaseerd op kwalitatieve onderzoeksmethoden. Omdat het proces van collectieve besluitvorming van Europa om oostwaarts uit te breiden het bestaan van verhalen van verschillende politieke actoren veronderstelt wordt er een verhalende beleidsanalyse toegepast.
Deze scriptie ambieert het concept ‘verhalen’, als een middel om een Europese identiteit te creëren, te linken aan dat van ‘uitbreiding’. Ook wordt onderzocht hoe de EU vast kwam te zitten in het eigen verhaal van de ontstaansmythe en de pan-Europese retoriek van open lidmaatschap voor ‘iedere Europese staat’ die de fundamentele normen en waarden van de Unie respecteert.
De boodschap dat dit onderzoeksverhaal wil uitdragen is dat de omschrijving van 'de Europeaan', waar de grens te trekken tussen in- en uitsluiting, in wezen een politieke strijd over objectieve/subjectieve grenzen is.
Kernwoorden: Enlargement of the European Union, European identity, Agenda-setting, Narrative Policy Analysis, Governmentality, Normative Power Europe.
In November 2007, deed de Franse president Sarkozy een eerste poging tot het aannemen van een wet, genoemd Loi Hadopi, dat het illegale downloaden van intellectueel eigendom van het internet, zoals muziek, films en software, zal bestraffen. De internettoegang van de inbreukmakende gebruiker wordt afgesneden zonder een voorafgaande rechterlijke uitspraak. Tegelijkertijd initieerde de Europese Commissie een allesomvattende wettelijke hervorming van de EU telecommunicatie sector.
Deze twee parallellopende wetgevende processen werden zeer ingewikkeld toen de oppositie in het Franse parlement besloot om oogluikend toe te laten dat hun tegenhangers in het Europese parlement de plannen van de Franse overheid dwarsboomden. De Europarlementariërs hebben een amendement aangenomen dat een rechterlijk besluit vereist voordat internettoegang kan worden afgesneden. Omdat de Franse wet dan in strijd is met de Europese wet, vermaanden de Commissie en het Europese Parlement de Franse overheid. De Franse overheid, op haar beurt, lobbyde bij de Commissie en de Raad. Bovendien keerden de oppositie zich tot het Conseil constitutionnel, terwijl de meerderheid in het Franse parlement gedeeltelijk vertrouwde op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie de overheid te ondersteunen. De belangrijkste bevindingen van het Conseil constitutionnel waren dat internettoegang alleen kan worden opgeschort door middel van een gerechtelijke procedure, dat de veronderstelling van onschuld moet worden gehandhaafd, en dat enige beperking van internettoegang noodzakelijk en proportioneel moet zijn. De laatste twee principes werden opgenomen in het EU telecompakket.
In een tijdperk dat gedomineerd wordt door het internet, konden juridische ontwikkelingen niet terzijde staan. De strijd om de verankering van het internet als fundamentele vrijheid is een fascinerend voorbeeld van de wederzijdse afhankelijkheid van de Europese Unie en de lidstaten en hun respectieve instituties. In het geval van de Franse Loi Hadopi en het EU telecom hervorming pakket, vonden interacties plaats tussen politieke actoren van nationaal en EU niveau en werden politieke argumenten en rechterlijke uitspraken van het ‘andere’ niveau ingeroepen om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Dit betekent dat politiek als een proces de neiging heeft om de formele grenzen van het juridische systeem te overschrijden wanneer bevorderlijke omstandigheden ontstaan. Europese politiek omvat daarom niet alleen EU politiek maar voor een groot deel ook nationale politiek.