Realiteitszin gevraagd: de Europese Volkspartij als brug tussen Traditie en moderniteit

maandag 28 september 2020, 13:00, mr.dr Hans-Martien ten Napel

Volgens de Canadese politicoloog David Koyzis hebben politieke ideologieën als liberalisme en socialisme een ding gemeenschappelijk. Alle stellen zij een bepaald aspect van de werkelijkheid centraal, zoals de individuele autonomie. In vrijwel alle gevallen kennen deze ideologieën daarmee een waardevolle zijde. Toch kenmerken zij zich bovenal door hun eenzijdigheid.

De enige uitzondering hierop vormt volgens de auteur het christelijke denken over mens, maatschappij en staat. Dit getuigt van realiteitszin, aangezien het de gehele werkelijkheid tot uitgangspunt neemt. Hierdoor betreft het ook geen ideologie. Het tracht immers niet een groot deel van de werkelijkheid te veranderen, zodat dit in dienst komt te staan van bijvoorbeeld sociale klasse.

Koyzis staat in de calvinistische traditie. Dat vormt op zichzelf echter nog geen reden om zijn typering van het christelijke politieke denken met een korrel zout te nemen. Zoals rechtsfilosoof Andreas Kinneging laat zien in zijn boek De Onzichtbare Maat (2020), getuigt de zogeheten Europese Traditie inderdaad van realiteitszin. Met behulp van de rede leidt zij haar inzicht in goed en kwaad af uit zowel de zichtbare als onzichtbare werkelijkheid.

De Traditie begint met de klassieke filosofen, Plato voorop, en omvat tevens het christendom. Vooraanstaande kerkvaders en theologen als Augustinus en Thomas van Aquino waren immers beïnvloed door de klassieke filosofie, hoezeer zij daar ook een eigen dimensie aan toevoegden.

Bovenstaande maakt het mogelijk de kritiek die het CDA en zijn voorlopers in het verleden hebben uitgeoefend op de Europese Volkspartij (EVP) nader te duiden. Na haar oprichting in 1976 sloten zich geleidelijk meer conservatieve partijen aan bij de partij. Als gevolg hiervan verwaterde in de ogen van het Nederlandse smaldeel haar christen-democratische identiteit.

Inderdaad draagt het conservatisme volgens Koyzis eveneens het karakter van een ideologie. Deze denkrichting dreigt het historisch gegroeide te verabsoluteren. Dit kan ten koste gaan van een volledig zicht op de werkelijkheid. Ook is deze ideologie statisch van aard, voorzover zij zich soms tevens richt tegen een ‘goede’ ontwikkeling van de cultuur.

Binnen de EVP speelt bovendien niet alleen het conservatisme een rol. Blijkens haar beginselprogramma verdedigt zij tevens de liberale democratie. Dit is op het eerste gezicht wellicht niet opzienbarend. Toch beschouwt Koyzis niet alleen het liberalisme, maar ook de democratie als mogelijke ideologie. Dit is het geval als de wil van het volk voor onfeilbaar wordt gehouden.

Ook Kinneging laat zien hoe zowel democratie als rechtsstaat pas in de moderniteit echt hebben wortel geschoten. Aldus bezien, vervult de EVP een interessante brugfunctie tussen Traditie en die moderniteit. Dat dit tot spanning kan leiden, blijkt bijvoorbeeld uit de schorsing van de ‘onliberale’ Fidesz-partij van Victor Orbán.

Toch biedt de brugfunctie tussen Traditie en moderniteit de EVP juist ook voluit perspectief. Kinneging opent zijn boek met te constateren dat zich in het Westen in de jaren zestig van de vorige eeuw een culturele omslag van wereldhistorische betekenis heeft voltrokken. Dit zonder dat velen hier erg in lijken te hebben. Kort gezegd, is de Traditie volledig losgelaten.

Uiteraard begon de moderniteit al eerder. De gevolgen daarvan werden echter nog geruime tijd getemperd dank zij de doorwerking van zowel klassiek-filosofische inzichten als christendom. Op politiek vlak manifesteert het afscheid van de Traditie zich vooral in een afnemende realiteitszin. Niet toevallig zijn politieke ideologieën pas opgekomen in de moderniteit.

Het is de vraag of het op een continent waar de politiek gespeend raakt van realiteitszin lang goed wonen zal blijven. Een beleidsterrein waar althans de denktank van de EVP nu al corrigerend optreedt, is dat van de Europese integratie. In een afgelopen zomer gepubliceerd rapport stelt deze dat Europese en andere internationale organisaties niet mogen uitgroeien tot “instruments of ideologically-driven social change”.

 

Mr. dr. H.-M.Th.D. ten Napel is universitair hoofddocent Staats- en Bestuursrecht aan de Universiteit Leiden.