N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Brexit: een half jaar later
Henk van Klaveren werkt als persvoorlichter in het Verenigd Koninkrijk. Tot 2013 was hij perswoordvoerder voor de 'LibDems'.
Tijdens de Europese top van 17 december 2015 zette de toenmalige Britse premier David Cameron zijn heronderhandeling van het Britse EU-lidmaatschap uiteen. Dat we een jaar later aan het begin staan van onderhandelingen over het Britse vertrek uit de EU had niemand voorspeld. Dat is de kern van de problemen waar de Britse regering nu mee te kampen heeft.
Niemand had een plan opgesteld voor wat er moest gebeuren als het ondenkbare toch realiteit zou worden. Hoe Artikel 50 in werking gesteld moest worden? Er werd niet over nagedacht. De EU-referendumwet ging alleen over hoe het referendum gevoerd zou worden. De regering beloofde een ‘Vertrek’-uitkomst te respecteren maar geloofde niet dat ze zich ooit druk zouden moeten maken over zo’n scenario.
Hooggerechtshof
Daarom staat de regering nu voor het Hooggerechtshof. Britse regeringen hebben verregaande bevoegdheden op het gebied van buitenlandse zaken, zonder dat het parlement eraan te pas komt. De regering betoogt nu dat het opzeggen van het EU-lidmaatschap onder buitenlandse aangelegenheden valt, en dus zonder last of ruggespraak aan hen is voorbehouden.
Maar het verdrag dat de Britse EEC-toetreding regelde, is ingevoerd via een ‘binnenlandse’ wet, de European Communities Act 1972 (ECA). Deze wet was nodig omdat anders Europese regelgeving geen binnenlands effect zou hebben. Inmiddels ontlenen Britse burgers rechten en plichten aan de ECA, zoals het Europese burgerschap.
Tegenstanders van de regering betogen dat het ingang zetten van de Brexit-onderhandelingen leidt tot de nietigverklaring van de ECA, en dus binnenlandse gevolgen zal hebben. Dat laatste mag alleen het parlement regelen – een grondwettelijk principe dat teruggaat tot de 17de eeuw. Toen Stadhouder Willem III namelijk de Engelse kroon aangeboden kreeg, moest hij als tegenprestatie vastleggen in de Bill of Rights (1689) dat de Kroon niet zomaar binnenlandse wetgeving en burgerrechten mag veranderen zonder parlementaire toestemming.
De pro-Europese Schotse, Welsh en Noord-Ierse regeringen komen daar nog eens bovenop met het argument dat Brexit gevolgen zal hebben voor hun regeringscompetenties. Bij hun oprichting is afgesproken dat zulke wijzigingen niet zouden plaats vinden zonder hun toestemming.
Iedereen verwacht dat de regering deze rechtszaak gaat verliezen. Aangezien de regering een meerderheid heeft in het Lagerhuis, zal het daaropvolgende parlementaire debat niet gaan over óf het tot een Brexit komt, maar wát voor Brexit het wordt. Wel of geen lid van de gemeenschappelijke markt of de douane-unie? Wel of geen vrij verkeer van personen? De oppositie, het Hogerhuis en ook een aantal Conservatieve Lagerhuisleden zullen proberen de gevolgen van Brexit tot een minimum te beperken.
Onderhandelingen
Dat is het tweede probleem van de regering. Niemand heeft een plan gemaakt voor hoe de Britten zich in de onderhandelingen zouden opstellen. De politiek al helemaal niet: de Vertrek-campagne had doelbewust geen verkiezingsprogramma met details over de toekomstige Britse relatie met de EU. Als er gevraagd wordt wat premier Theresa May wil, is steevast het antwoord “we gaan niet doorlopend commentaar geven”. Ze bedoelt dat ze het gewoon nog niet weet.
De regering May staat namelijk in een onmogelijke spagaat tussen de verschillende opties en het brede scala aan luide stemmen over de beste optie: van zo min mogelijk verandering (de meeste bedrijven, de politieke oppositie) tot zo veel mogelijk (de eurosceptische Conservatieve achterban).
Het land is zo verweven in de EU dat het bijna onmogelijk is om vast te stellen waar Britse wet- en regelgeving eindigt en de Europese begint. Ook zijn er Europese verordeningen die vandaag van kracht zijn waar nog geen Brits equivalent voor bestaat. Die moeten overgezet worden want anders zal bijvoorbeeld de wettelijke basis voor delen van de financiële sector na Brexit ontbreken. Dan is er ook nog de jurisprudentie van het Europese Hof. May heeft dan ook gezegd dat er een wet komt die alles één-op-één gaat overzetten, de Great Repeal Bill.
Inschattingsfout
Op zich kunnen de Britten wetten aannemen die precies hetzelfde zijn als die van de EU, maar daarmee zijn ze nog niet per se lid van bijvoorbeeld de douane-unie of de interne markt. Daar zullen de onderhandelingen met de EU over moeten gaan. Verliest de regering de rechtszaak, dan krijgt het parlement een kans om te proberen het onderhandelingskader te stellen.
Door niks te zeggen, houdt May iedereen nu nog te vriend. Ze creëert daarmee eenzelfde probleem als Cameron destijds: het gebrek aan duidelijkheid geeft tegenstanders de ruimte om de leegte te vullen met onrealistische eisen. Dat gaat de onderhandelingen moelijker maken, niet in de laatste plaats omdat vooral eurosceptici met een vertekende blik naar de wensen van de andere EU-landen kijken. Hierdoor maken ze een inschattingsfout over wat bereikt kan worden in de onderhandelingen.
2017 wordt dus een lastig jaar voor het Verenigd Koninkrjik. Het is zoals Schrödingers kat: nu is alles theoretisch nog mogelijk maar de Britten zullen toch echt ooit de doos open moeten doen en kijken wat de realiteit is.