Testamentaire knipselkrant mist rode draad

Jeroen Sprenger is auteur van De moeizame slag om het publiek vertrouwen, de communicatie van de Rijksoverheid van 1995-2010 en recenseerde voor de Hofvijver het boek 'Testament van de pers' van Klaas Salverda

 
Testament van de pers1

“De tien geboden lijken een beetje op een krant. De oudste krant, maar actueler dan ooit. En niet gemaakt om mensen in te perken, maar om ze door een paar regels juist ruimte geven.” In zijn maatschappelijk geëngageerd slotwoord geeft ‘notaris’ Klaas Salverda iets van zijn opvattingen prijs over de onstuimigheid die de huidige samenleving kenmerkt. Maar geeft daarmee overigens niet aan wat de hoofdlijn is geweest bij de beschrijving van de nalatenschap van de pers. Noch welke lessen er voor de pers uit zijn te trekken.

Klaas Salverda heeft jarenlang – naast zijn werk in de journalistiek - ‘ietszeggende’ krantenartikelen verzameld. Uit zijn verzameling van 1976 tot nu heeft hij een selectie gemaakt, waarbij hij zich de vragen heeft gesteld: ‘Wat stond erin de kranten?’ en ‘Waar stonden de kranten voor?’ Eén van zijn motieven daarbij is, dat hij ‘de dode bomen media’ nog slechts 10 jaar geeft. Eigenlijk vindt hij dat de tijd van de krant al sinds de millenniumwisseling voorbij is. De papieren media bereiken sindsdien niet langer ‘de kritische massa’. Zij zijn daarin voorbijgestreefd door de digitale nieuwsvoorziening.

Om greep te krijgen op zijn knipselverzameling heeft Salverda naast de hoofdvragen nog drie beperkingen aangelegd. In de keuze overheersen stukjes uit Trouw en de Leeuwarder Courant, van vóór 2000 en ‘met citaten’. ‘Geruststellend’ verklaart Salverda: “Beperking geeft zonder meer een zekere maar mijns inziens geen doorslaggevende vertekening”. Een kritische journalist zou kunnen opmerken: mag ik de gegevens om dat zelf vast te stellen?

Associaties met de actualiteit

Het 600 pagina’s dikke boek biedt 1000 fragmenten die over acht hoofdstukken zijn verdeeld en daarbinnen enigszins willekeurig onder rubriekkopjes geordend. Bladerend door het boek komen herinneringen op, worden nostalgische gevoelens opgewekt, zoals eerder Leonard de Vries ook wist te bewerkstelligen met bloemlezingen als ‘Uit Het Leven’ (1972) en ‘Panorama’ (1972). Het grote verschil is dat Salverda’s ‘illustraties’ bestaan uit krantenstukjes, die in een nog nauwelijks leesbaar lettercorps zijn weergegeven.

“Wat zijn we in extase danwel in onze naïviteit achter veel later achterhaalde figuren en denkbeelden aangelopen”, roept Salverda zelf uit. “Wat zaten we er vaak naast! Wat is de wereld al vaak in verwarring, ongelooflijke diepe crisis of op het randje van oorlog geweest. En wat zijn we er nog veel vaker toch goed van weggekomen.” Het hoofdstuk over ‘Politiek en openbaar bestuur’ roept naast gedachten over de vluchtigheid van de pers ook associaties op als ‘wat voor nieuws is er onder zon’ of ‘waar heb ik dat eerder gehoord?’. De nog immer actieve parlementair (VN-)journalist Max van Weezel heet al sinds 1998 ‘oudgediende’.

De ondergang van politieke partijen, het failliet van het socialisme, de overwinning van het liberalisme, het wordt al vele decennia voorspeld. Kiezers gedragen zich al sinds 2003 als ‘verwende diva’s’, die enigszins navrant door Bert Vuijsje worden vergeleken met ‘skiërs buiten de piste’, die doelbewust waarschuwingen negeren, daarmee in problemen komen en dan gaan klagen over de tekortschietende hulpverlening. Ook berichten als ‘Minister moet gezag uitstralen’ (Elco Brinkman in 1983), de dalende kwaliteit van de parlementaire pers (1998) of ‘Allochtoon wil eigen partij’ (2003) roepen associaties met de actualiteit op.

Nalatenschap

Salverda laat ondanks de omvang van zijn boek slechts een miniem stukje van de journalistieke nalatenschap zien. En laat zich niet uit over de verdeling ervan. Aan wie is zijn Testament in het bijzonder gericht? In zijn bevlogen slotwoord vergelijkt hij zich met Hans van Mierlo die zich binnen D66 heeft verzet tegen een absoluut streven naar secularisering. Naar diens mening ligt onder de tien geboden de rationale van de ordening van een maatschappij waar we een hoogstpersoonlijk belang bij hebben. Van Mierlo: “Ik zal niet doden, omdat ik niet gedood wil worden”. In het verlengde hiervan wil Salverda – het cynisme voorbij - een samenleving waarin de tien geboden weer centraal staan, met een constant oecumenisch pleidooi voor een wereldomvattende ethiek en een zingeving vanuit universele mensenrechten. Kranten moeten daar ook voor staan. Salverda pleit daarmee tegen waardenvrije journalistiek, maar zullen de in zijn gedachtegang ten dode opgeschreven krantenredacties zich hieraan iets gelegen laten liggen?

De samenstelling van Testament is een arbeidsintensieve bezigheid geweest. Papieren knipsels zijn fysiek een voor een door Salverda’s handen gegaan. Sinds enige tijd zijn we voor de nalatenschap van de Nederlandse pers niet langer afhankelijk van gedreven verzamelaars. Delpher biedt opvolgers van Salverda miljoenen krantenpagina’s die digitaal full text doorzoekbaar zijn… De oude-bomen-media moge dan als gevolg van digitalisering verdwijnen, dankzij diezelfde digitalisering is de nalatenschap nog lang te raadplegen.

Klaas Salverda, Testament van de pers, Nederland in 1000 fragmenten, Uitgeverij Eburon, Delft 2016, ISBN 97894 6301 051 1