N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De rechtswetenschap en het gevoelde verval van het constitutionalisme
Sascha Hardt is universitair docent en onderzoeker aan Maastricht University
Er is op dit moment nogal veel verontwaardiging over Donald Trump en zijn aankondiging om de uitslag van de presidentsverkiezing alleen te gaan accepteren – “If I win”. Mocht hij niet winnen, dan is er volgens Trump sprake van fraude en manipulatie. Nauwelijks verbazingwekkend, zou men kunnen denken, aan het einde van een verkiezingscampagne van een ongekend laag niveau van politieke argumentatie en, zoals gebruikelijk, vol van aanvallen op de persoon. Eigenlijk alleen maar een verder dieptepunt in en lange reeks dieptepunten, geen reden om (nog meer) gealarmeerd te raken.
Systeem ter discussie
Echter, kleine episoden zoals deze versterken een zeker gevoel dat veel mensen dezer dagen hebben. Het gevoel namelijk, dat er niet alleen op het gebied van politieke inhoud stevig wordt gestreden (zoals het in een democratie hoort), maar dat het bestaan van het systeem zelf ter discussie staat. Het systeem, dat is de democratie, de rechtsstaat, en het constitutionalisme. Gevoelens van grote verandering, en ook van verval, zeker wat betreft maatschappelijke normen en waarden, zijn niet nieuw en waarschijnlijk zelfs een noodzakelijk verschijnsel in een pluralistische samenleving, die voortdurende verandering en ontwikkeling met zich meebrengt. In het algemeen zijn dergelijke gevoelens dan ook geen onderwerp voor rechtswetenschappelijk onderzoek.
Er zijn echter aanwijzingen, dat er meer aan de hand is dan de gebruikelijke verontwaardiging van één politiek kamp over het ander, de gewone vrees voor verandering en pijn over het verlies van bestaande zekerheden. In een recente oproep aan beoefenaren van het publiekrecht stalde prof. Tom Gerald Daly uit Edinburgh dat de tijd gekomen is om ‘democratic decay’, zoals hij het noemt te verheffen tot een juridisch onderzoeksgebied. Daar spreekt voor, dat juridisch onderzoek zou kunnen helpen om bepaalde aspecten van het gevoel van institutioneel verval hard te maken dan wel te verwerpen: is er bijvoorbeeld, qua wetgeving of toepassing van constitutionele regels, daadwerkelijk sprake van een machtsverschuiving van de wetgever naar de uitvoerende macht? Is er sprake van een toename van onconstitutionele wetgeving, schendingen van fundamentele rechten, en andere onrechtmatige overheidshandelingen?
Maatschappelijke consensus
Deze vragen raken echter niet de kern van het gevoel waarop ook de oproep van prof. Daly gebaseerd lijkt. Dat is namelijk het verdwijnen, of ten minste verzwakken, van de maatschappelijke consensus die ten grondslag ligt aan onze democratie: dat de representatieve democratie, waarin verschillende politieke vragen in verschillende fora behandeld worden en de kiezer maar indirect, via verkiezingen, invloed uitoefent op politieke processen, nog steeds de beste keuze is. Die consensus houdt ook in dat de wil van de meerderheid niet bepalend is wanneer deze in strijd is met grondrechten. Dat betekent ook dat minderheden bescherming verdienen en dat de instituties, die in de rechtsstaat met deze bescherming belast zijn een legitiem deel uitmaken van het democratisch systeem. In het licht van de groei van populistische partijen, grote verschuivingen zoals de Brexit, en de toenemende woede en radeloosheid in het politieke debat, lijkt het wegbreken van deze consensus een reëel gevaar – maar niet zonder meer een juridisch fenomeen.
Dat betekent niet dat juridische onderzoekers zich buiten dit gebied moeten dan wel mogen houden. Aan juristen – in het bijzonder beoefenaren van het staatsrecht – komt de belangrijke taak toe om de nauwe samenhang tussen maatschappelijke en politieke processen en het functioneren van de rechtsstaat en zijn instituties te belichten. In die zin is ook het gevoelde verval van het constitutionalisme wel een juridisch probleem.