N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Brexit maakt van Groot-Brittannië een verdeeld koninkrijk
Henk van Klaveren werkt als persvoorlichter in het Verenigd Koninkrijk. Tot 2013 was hij perswoordvoerder voor de 'LibDems'.
Het EU-referendum had een streep moeten trekken onder de decennia-oude splijtzwam in de Conservatieve partij en een duidelijk mandaat moeten geven voor de rest van de regeringstermijn van Cameron. In plaats daarvan is Cameron afgetreden, de bittere verdeling in het land blootgelegd en is de toekomst van het Verenigd Koninkrijk zelf onzeker. Het zal lastig worden de brokstukken weer te lijmen en de draad weer op te pakken.
Het belangrijkste dat het referendum heeft blootgelegd is de kloof tussen politiek en burger. Driekwart van het Lagerhuis was voor EU-lidmaatschap, bijna alle vakbonden waren voor, bedrijven en werkgeversorganisaties waren voor, het maatschappelijk middenveld was voor. Toch stemde de burger tegen. Wat dit zegt over het vertegenwoordigend vermogen van het democratisch stelsel is een vraag die nu weer gesteld gaat worden.
A not so United Kingdom
Ook zijn Engeland en Wales als geheel geografisch verdeeld: Londen en een aantal andere stedelijke gebieden stemde voor EU-lidmaatschap, het platteland stemde tegen. Daar ligt een economische verdeeldheid aan ten grondslag. Hoe minder economisch succesvol een gebied is, hoe groter de kans dat het tegen stemde. In de regio’s buiten Londen stemde gemiddeld bijna 60% voor het vertrekken uit de EU maar in sommige gemeentes, vooral aan de Noordzeekust, waren er uitschieters tot meer dan 75% die de EU willen verlaten.
Dan is er nog de verdeling tussen de verschillende naties van het VK: Schotland en Noord-Ierland stemden voor de voortzetting van het EU-lidmaatschap, Wales en Engeland tegen. Zowel in Schotland als in Noord-Ierland roept men nu om een referendum om over onafhankelijkheid respectievelijk hereniging met de rest van Ierland.
De bevolking is ook tot op het bot verdeeld: onder jongeren stemde een grote meerderheid voor EU-lidmaatschap, de 65+'ers in meerderheid tegen. Er waren sowieso al intergenerationele spanningen: veel jongeren benijden babyboomers omdat zij gratis naar de universiteit konden gaan, goedkoop een huis konden kopen, makkelijk een baan konden vinden en relatief goede pensioenen konden opstrijken. Al die dingen die gewoon waren voor die generaties liggen nu praktisch buiten bereik voor mensen onder de 40. Hun stem tegen de EU voelt als een trap na, van babyboomers die veel korter met de consequenties zullen hoeven te leven dan de jongeren.
Ook is de bevolking verdeeld op basis van hun opleiding: hoe hoger opgeleid iemand is, hoe vaker zij stemden voor een blijvend EU-lidmaatschap. Ook daar zit een economische reden achter. Hoogopgeleide mensen hebben bijvoorbeeld meer kunnen genieten van de voordelen van de EU, zoals studeren in een ander land. Laagopgeleiden associëren de EU meer met immigratie en die negatieve gevolgen die dat in hun ogen heeft gehad voor de werkgelegenheid voor Britten en de druk die die goedkope Europese arbeidskrachten gezet zouden hebben op de lonen. Ook worden de wachtlijsten in de gezondheidszorg en voor sociale huurwoningen geweten aan de te grote aantallen immigranten waar het systeem niet op voorbereid zou zijn.
Verdeeldheid lijmen
Naast de grote vragen over hoe nu verder als land buiten de EU, van het soort handelsverdrag met de EU tot en met de toekomst van Britten in andere Europese landen en EU-burgers in het VK, zullen de Britten een manier moeten vinden om het land weer in elkaar te lijmen. Dat is een lastige opgave omdat de campagne zo verbitterd was en het vertrouwen in instituties als de Bank of England, regeringsdepartementen, universiteiten, werkgeversorganisaties, vakbonden, internationale organisaties en denktanks erdoor zijn ondermijnd.
De officiële Vote Leave-campagne bagatelliseerde namelijk elke waarschuwing over de gevolgen van het uittreden uit de EU. Een gerespecteerde denktank als het Institute for Fiscal Studies zou bevooroordeeld zijn omdat het EU-geld voor bepaalde projecten ontvangt, de onafhankelijke Bank of England zou onder de duim van de Minister van Financiën zitten en de zakenwereld was voor de EU uit puur winstbejag ten koste van hardwerkende Britten. Je zou verwachten van Conservatieve politici, die juist hun politieke filosofie gebouwd hebben rond het belang van bepaalde instituties als het parlement, de civil service, en de Bank of England als pilaren die de samenleving staande houden, dat ze zich hier verre van zouden houden. Het was echter juist Michael Gove, de Conservatieve Minister van Justitie die tegen EU-lidmaatschap campagne voerde, die dit wantrouwen samenvatte als dat mensen genoeg hebben van experts.
Deze campagnetactieken hebben het wantrouwen in de politiek alleen nog maar aangewakkerd, juist doordat mensen die deel uitmaken van de ‘elite’ waar tegen gefulmineerd werd, bevestigde wat de kiezer al dacht. Dat maakt het helen van de wonden van de campagne alleen maar lastiger: er is immers geen gemeenschappelijk raamwerk waar men zich om heen kan scharen.
De meest urgente taak is nu om de nieuwe Britse relatie met de EU vorm te geven terwijl een verband van 40 jaar wordt ontmanteld. Maar op de lange termijn is het helen van de divisies en scheidslijnen in de Britse samenleving misschien nog wel belangrijker. Het is echter maar de vraag of daar de energie, mankracht en tijd voor is voordat het te laat is en de verdeeldheid permanent is geworden.