N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het eerste Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Carla van Baalen, directeur van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG), hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, bestuurder Montesquieu Instituut
In het Reglement van Orde van de Tweede Kamer is haar werkwijze vastgelegd. Het allereerste RvO van de Tweede Kamer werd vastgesteld op 25 september 1815 – deze week exact 200 jaar geleden.
Het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis heeft een origineel exemplaar van dat eerste reglement in bezit. Een kleine brochure, van 15 blz., dat de twintig artikelen omvat waaruit het reglement destijds bestond. Het was tweetalig: Nederlands en Frans. In 1815 was immers het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot stand gekomen waarin Nederland en België, ten dele Franstalig, waren verenigd.
Wat valt op aan dit allereerste Reglement van Orde? Een zestal dingen:
-
1.De vergadering had vier vaste vergaderdagen, dinsdag tot en met vrijdag (art. 1), waar het er nu drie zijn (dinsdag tot en met donderdag).
-
2.De griffier las bij aanvang van een vergadering de notulen van de vorige vergadering hardop voor! (art. 4)
-
3.De voorzitter van de Kamer moest er expliciet op letten dat alle leden hun mening konden geven tijdens de debatten (art. 6). Letterlijk: ‘De President zal bij de deliberatien in acht nemen, dat aan al de Leden behoorlijke gelegenheid gegeven worde, om hunne bedenkingen voor te dragen.’
-
4.Ook toen al was bepaald dat het toehorende publiek zich stil moest houden. Tegenwoordig ziet het personeel van de Kamer en van de politie hierop toe (art. 152). In 1815 was dat niet veel anders: de taak viel toe aan een wacht en een deurwaarder (art. 10).
-
5.In 1815 werd de voorzitter niet door de Kamer zelf gekozen, maar door de Koning (art. 14).
-
6.Het bijna laatste artikel in het huidige reglement (art. 154) bepaalt dat de Kamer ‘te allen tijde’ kan besluiten ‘van de bepalingen van dit Reglement af te wijken’. Het laatste artikel (art. 20) van het RvO van 1815 was van gelijke strekking: ‘De Vergadering behoudt aan zich om dit Reglement ten allen tijde te ampliëren of te veranderen, zoo als geoordeeld zal worden te behooren.’