N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Erin of eruit?: het VK en de EU.
Jan Rood, senior-onderzoeker bij Instituut Clingendael en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden.
De Britse premier David Cameron is ‘on tour’ langs verschillende Europese hoofdsteden. Gesterkt door zijn onverwachte recente verkiezingsoverwinning is hij naarstig op zoek naar steun voor zijn plannen tot hervorming van de Europese Unie. Ook premier Rutte wordt met een bezoek vereerd. In Den Haag verwacht de Britse premier begrip te vinden voor zijn wens om de bemoeizucht van Brussel terug te dringen.
De aanleiding voor dit bezoek is zijn belofte dat hij bij voortzetting van premierschap uiterlijk eind 2017 een referendum over het Brits lidmaatschap van de EU zou organiseren. Erin of eruit? Dat is de vraag die dan aan de bevolking zal worden voorgelegd.
Positie Cameron
Cameron deed zijn belofte om binnenlands-politieke redenen. Los van het paaien van de Eurosceptische kiezer, hoopt hij zich met een referendum te bevrijden van een dossier dat zijn illustere voorganger Margaret Thatcher in 1990 de politieke kop kostte: de moeizame relatie tussen het VK en de EU. Die relatie is altijd ongemakkelijk geweest. Twee jaar na toetreding voelde de toenmalige regering-Wilson zich in 1975 al gedwongen een referendum over het lidmaatschap te organiseren. Het eindigde in een ja-stem, maar enthousiast zijn de Britten nooit geworden. Voor hen zou een Europese vrijhandelszone eigenlijk voldoende zijn. Diepe economische, laat staan politieke integratie is uit den boze. Een opstelling die zich vertaalt in afzijdigheid van de Euro, van de Schengen-afspraken, in verminderde financiële afdrachten en wat al niet meer. Maar met een grote groep Eurosceptische ‘backbenchers’ in zijn eigen partij en het recente succes van de anti-Europese UK Independence Party (UKIP) in zijn nek is het EU-dossier voor Cameron persoonlijk een politiek risico geworden. Hij moet er vanaf. En daarom een referendum dat voor eens en altijd duidelijk moet maken wat de relatie met het continent is.
Cameron heeft duidelijk gemaakt dat zijn eigen opstelling bij het referendum afhankelijk zal zijn van de concessiebereidheid van de andere EU-lidstaten. Alleen als zij bereid zijn de Britse eisen tot hervorming over te nemen zal hij voor blijvend lidmaatschap pleiten. Anders wordt het uittreding; een ‘Brexit’.
Britse eisen tot hervorming
Wat die eisen concreet zijn is formeel nog niet bekend. Maar dat aanpassing van de Europese regelgeving inzake arbeidsmigranten, minder Europese regelgeving en een grotere rol van nationale parlementen onderdeel zijn van de Britse inzet is al wel duidelijk. Ook is er zorg over de mogelijk schadelijke effecten voor de ‘city’ van maatregelen genomen door de Eurolanden. Tot slot wil Londen een ‘opt-out’ ten aanzien van het streven naar een ‘ever closer union’.
Zal David Cameron een resultaat weten binnen te slepen, dat hem in staat stelt om in het referendum een ‘yes-vote’ te behalen? De ‘prime-minister’ zelf, zo wordt gezegd, is immers voorstander van blijvend lidmaatschap. Een ‘yes-vote’ zou zijn premierschap definitieve glans verschaffen, zijn positie binnen de EU versterken , èn, nog belangrijker, de Eurosceptici binnen zijn partij de mond snoeren en UKIP de wind uit de zeilen nemen. Tel daarbij op de economische schade van een Brexit en de wetenschap dat het VK in zijn eentje in de wereld van vandaag marginale invloed heeft, dan is wel duidelijk dat voor Cameron lid blijven onder voor het VK gunstige voorwaarden in alle opzichten de ideale uitkomst is.
Gaat dat gebeuren? Dat hangt allereerst af van de concessiebereidheid van de andere EU-lidstaten. Zijn zij bereid de Britse eisen te accepteren? Daarbij geldt dat alle opwinding ten spijt de eisen voor zover zij nu bekend zijn, redelijk gematigd zijn, aansluiten bij een algemeen gevoel dat het anders moet in de EU, en dat geen van de andere lidstaten in het huidige onzekere klimaat zit te wachten op een Brexit. Als zwart schaap binnen de EU vervult het VK bovendien een uitermate nuttige rol waarachter andere landen zich kunnen verschuilen. Onder voorwaarde van redelijkheid zal er dus de nodige concessiebereidheid zijn. Lastiger wordt het als sommige eisen een wijziging van de verdragen noodzakelijk maken. Daar zitten de andere lidstaten niet op te wachten. Zij moeten niet denken aan wederom een moeizaam ratificatieproces, met alle risico’s van verwerping van een ‘nieuw’ verdrag in een of twee lidstaten.
Kortom, Cameron maakt in de EU zoveel meer kans bij relatief kleine wijzigingen die geen verdragsaanpassing behoeven en idealiter van meer symbolische aard zijn. Maar zal dat zijn thuisfront overtuigen. Daar zit het grootste risico. Want al er een les is over referendums, dan is het dat zij onvoorspelbaar zijn. Maar aannemende dat Cameron met een redelijk onderhandelingsresultaat terugkeert, dan heeft hij in ieder geval de bonus van een verkiezingsoverwinning, de wetenschap dat huidige peilingen aangeven dat een krappe meerderheid van de Britten voor EU-lidmaatschap is en dat vooral het bedrijfsleven een brexit vreest. Er is dus hoop.