N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Socialist of liberaal, droge voeten willen we allemaal!’
Remco Nehmelman Hoogleraar Publiek organisatierecht, in het bijzonder waterbeheer, Universiteit Utrecht.
De verkiezingen voor de waterschappen zijn inmiddels achter de rug en de opkomst viel mee: 43,5 procent van de kiesgerechtigde bevolking heeft een stem uitgebracht. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van de in 2008 gehouden waterschapsverkiezingen toen er nog slechts een kleine 23 procent kwam opdagen. Het samen laten vallen van de waterschapsverkiezingen met die van die van de provinciale staten heeft dus zijn ‘vruchten afgeworpen’. Bij het opkomstpercentage van dit jaar moet wel vermeld worden dat een relatief hoog aantal van 190.000 stemgerechtigden (3,4 procent van de kiezers) een blanco stem heeft uitgebracht die kan worden geïnterpreteerd als een stil protest naar de onbekendheid van de politiek van de waterschappen. Ondanks de stijgende lijn in het opkomstpercentage is meer dan 56 procent helemaal niet komen opdagen en dat is een bedenkelijke ontwikkeling. Dat is overigens niet alleen bij de waterschapsverkiezingen zo, ook bij de in 2014 gehouden gemeenteraadsverkiezingen kwam nog maar 54 procent naar de stembus en bij de verkiezingen voor de leden van provinciale staten van vorige week kwam nog slechts 47,5 procent van de kiezers opdagen.
De opkomst bij de waterschapsverkiezingen is volgens mij gelukkig net genoeg om niet weer een discussie te starten, zoals na de verkiezingen in 2008 het geval, over de vraag of de waterschappen al dan niet moeten worden opgeheven of ondergebracht bij een andere bestuurslaag, waarbij de provincies vooraan in de rij staan om het regionale waterbeheer op zich te nemen. Dat is en blijft een oplossing die naar mijn mening niet moet worden gekozen. De kerntaak van de Nederlandse staat wordt van oudsher gevormd en zal in de toekomst blijvend gevormd worden door een goed en veilig waterbeheer: ‘de staat dat zijn de dijken’, om het beroemde citaat van André Donner nog maar eens aan te halen. Zonder droge voeten is een welvarende samenleving überhaupt niet mogelijk.
Waterschap en waterstaat
Ik zou hier dan ook juist willen pleiten voor een geheel andere ontwikkeling namelijk een ‘samenvloeiing tussen Rijkswaterstaat, althans het deel dat over het waterbeheer gaat, de zogeheten ‘natte waterstaat’, met de waterschappen. Deze eenwording heeft namelijk als voordeel dat het waterbeheer in één hand komt te liggen, iets dat beter aansluit bij de gedachte van één watersysteembeheerder. Nu zijn de waterschappen dat voor de regionale wateren en is Rijkswaterstaat watersysteembeheerder voor het hoofdwatersysteem, waaronder de grote rivieren en de zee.
In dit eenwordingsmodel is het elementair dat wordt vastgehouden aan het succesvolle financieringsmodel van de huidige waterschappen, die voor het overgrote deel zichzelf financieren door middel van het heffen van eigen belastingen. Dit betekent weliswaar dat de ‘waterbelastingen’ omhoog zullen gaan, maar de financiering voor de waterveiligheid is daarmee in Nederland structureel goed op orde. Momenteel verricht de Deltacommissaris weliswaar uitstekend werk door de overheidsdiensten alert te houden voor een afdoende financiering in het Deltafonds voor onder andere het werk van Rijkswaterstaat, maar het heffen van eigen belastingen door de nieuwe watergewesten heeft hier toch mijn voorkeur. Waterschapsbelastingen mogen namelijk enkel voor de taak van een goed en veilig waterbeheer worden gebruikt. Het grote voordeel is dan ook dat het bijvoorbeeld gelukkig nooit, en dit klinkt vreemd uit de mond van een hoogleraar, mag worden besteed aan de verbetering van het onderwijs. Maar zonder veilige dijken zou bijvoorbeeld de helft van het aantal Nederlandse universiteiten niet in de randstad kunnen liggen!
Daarbij zouden deze nieuwe waterschappen, wellicht om te dopen tot watergewesten, voorts een grotere doorzettingsmacht ten opzichte van andere openbare lichamen, in het bijzonder de nieuwe gemeenten, moeten krijgen. In ieder geval zou dat moeten gelden voor wat betreft de waterveiligheidstaken. In het huidige model zijn de waterschappen en gemeenten van een gelijke constitutionele rangorde. Dit is mijns inziens onwenselijk: de bijzondere water(veiligheids)taak gaat immers voor de algemene gemeentetaken. Die doorzettingsmacht van de waterschappen zou bovendien ook moeten gelden ten opzichte van de provincies. Dit laatste betekent ook dat de nieuwe watergewesten enkel nog rechtstreekse bevoegdheden krijgen van de formele wetgever; de huidige centrale constitutionele rol van de provincies ten opzichte van de waterschappen past, gelet op de zojuist voorgestelde doorzettingsmacht van de watergewesten, minder in dit model. De Waterschapswet zou in dit verband dan ook moeten worden uitgebreid.
Legitimatie van de waterschapsbesturen
Ten slotte zou, ondanks de stijgende lijn van de opkomst van de recente waterschapsverkiezingen, nagedacht moeten worden of de legitimatie van de waterschapsbesturen niet anders moeten worden ingericht. Aan een goed waterbeheer is slechts een zeer beperkt aantal zichtbare politieke aspecten verbonden, of korter gezegd: ‘socialist of liberaal, droge voeten willen we allemaal’. Wie echter belastinggeld betaalt, moet een vorm van invloed hebben. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden om het oude plan van getrapte verkiezingen uit de kast te halen en op te poetsen. In dit model worden de zetels van de categorie ingezetenen van het algemeen bestuur van de waterschappen door de leden van de gemeenteraden en provinciale staten gekozen. Ook zou kunnen worden gekozen voor een modaliteit die ik vooralsnog nergens ben tegengekomen namelijk een gemengde variant waarbij burgers in eerste instantie het recht hebben om hun stem uit te brengen, maar voor het percentage van kiezers dat niet is komen opdagen wordt een tweede ronde van getrapte verkiezingen gehouden door de leden van de gemeenteraad en provinciale staten. De omstreden geborgde zetels in het algemeen bestuur van de waterschappen – zetels dus die aan bepaalde groeperingen die een bijzondere relatie hebben met het waterbeheer voorbehouden blijven (bijvoorbeeld agrariërs) – mogen wat mij betreft behouden blijven met die kanttekening dat het kiezerscorps voor deze geborgde zetels slechts één keer stemrecht heeft en niet, zoals nu het geval, twee keer (namelijk ook voor de categorie ingezetenen). De eerder door mij voorgestelde eenwording tussen (een deel van) Rijkswaterstaat en de waterschappen maakt het volgens mij zelfs noodzakelijk om een het aantal geborgde zetels beperkt uit te breiden. De regering zou namelijk enkele Kroonleden in deze algemene besturen van de waterschappen moeten kunnen benoemen die het nationale belang van de waterstaat behartigen.
Geef de waterschappen dus meer macht ten opzichte van de andere decentrale bestuurslagen en laat dat samengaan met een ‘eenwording’ met (een deel van) Rijkswaterstaat. Torn voorts, omwille van de veiligheid, niet aan de succesvolle waterschapsbelastingen en durf te kiezen voor een ander kiessysteem. Zo blijft de bewoonbaarheid van één van de meest gevaarlijke delta’s in de wereld mijns inziens goed geborgd!