N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Monarchieën in Europa
Dit is een geactualiseerde versie van een overzichtsartikel dat verscheen in het Inhuldigingsnummer van De Hofvijver (nr. 29) dd. 29 april 2013.
Ondanks overeenkomsten tussen Europese koningshuizen, zijn er ook verschillen. Hiermee geeft ieder land een eigen, nationale identiteit aan het koningshuis. In Nederland is dit bijvoorbeeld de kleur oranje, maar ook onze traditie van een aftredende koning(in).
Naast Nederland kennen de lidstaten België, Denemarken, Luxemburg, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden een monarch als staatshoofd. Dat zijn met uitzondering van Luxemburg waar een Groothertog regerend vorst is, allemaal koningen. De staatsrechtelijke inbedding van zo'n vorstenhuis verschilt per land. Zo wordt de vorst alleen nog maar in het Verenigd Koninkrijk gekroond. Ook qua opvolging zijn er verschillen. In het ene land is het traditie dat een vorst 'abdiceert', terwijl in het andere land de Koning tot zijn dood aanblijft. Ook de rechten en plichten van de vorst verschillen per land.
Spanje is het enige land waar mannelijke troonopvolgers voor vrouwen gaan. Dit betekende dat in 2014, na de abdicatie van koning Juan Carlos, zijn zoon Felipe hem opvolgde voor zijn oudere zusters, de prinsessen Elena en Cristina.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Al in het jaar 800 liet Karel de Grote zich door de paus tot Keizer van het West-Romeinse Rijk en tot leider van de kerk kronen. Sindsdien heeft de term 'kroning' een sacrale betekenis. Een kroning houdt in dat de koning door een hoge functionaris van de nationale kerk wordt gekroond. Na deze ceremonie wordt de koning ook het hoofd van de nationale kerk. Het kronen van de koning is alleen nog maar in het Verenigd Koninkrijk gebruikelijk. De huidige koning van Zweden is gekroond, maar het is de vraag of zijn opvolger dat ook nog zal worden. Sinds 2000 is namelijk de relatie tussen kerk en staat in Zweden verbroken en zijn leden van het Zweedse Koninklijk Huis niet meer verplicht om lid van de Zweedse Staatskerk te zijn.
Hoewel in Denemarken de koning wel het hoofd van de Deense (Lutherse) Volkskerk is, wordt hij niet gekroond. De Deense Volkskerk was tot 1849 de staatskerk: na de ontkoppeling van kerk en staat in dat jaar is de Deense monarch na 1849 leider van de kerk gebleven.
Wanneer kerk en staat – het koningshuis maakt in de Europese monarchieën deel uit van de staat – gescheiden zijn en er geen kroning plaatsvindt, legt de nieuwe monarch wel een eed af waarbij hij zweert of belooft trouw te zijn aan wetten en de Grondwet zal respecteren, of woorden van dien aard. De ceremonie waarin dat gebeurt verschilt per monarchie, maar vrijwel altijd speelt de volksvertegenwoordiging daarbij een rol.
In Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden speelt religie een grote rol in het koningshuis. In deze drie landen is wettelijk vastgelegd dat de koningshuizen een bepaald geloof aanhangen. In de andere vier landen is de geloofskeuze vrij, maar is de Koninklijke familie wel duidelijk verbonden met een godsdienst. Nederland heeft één jaar een artikel in de grondwet gehad, dat bepaalde dat de koning van hervormde huize moest zijn. Na de samenvoeging van het katholieke België met Nederland werd dit artikel een heet hangijzer en in de grondwet van 1815 kwam het artikel niet meer voor.
Opvallend genoeg verbieden de grondwetten van Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk leden van het koninklijk huis zich te bekeren tot het katholicisme. Dit is het gevolg van een aantal fikse ruzies tussen de vorsten van bovengenoemde landen met de paus, waarna deze landen ieder hun eigen staatskerk oprichtten.
In ieder van de hierboven genoemde monarchieën is de vorst het staatshoofd. Deze positie brengt een aantal plichten met zich mee. Zo heeft het staatshoofd in ieder van deze landen een ceremoniële rol. De vorst opent bijvoorbeeld jaarlijks het nationale parlement en is de vertegenwoordiger van zijn land in het buitenland. De inhoudelijke functies verschillen per land. In de meeste landen speelt de vorst nog een rol bij de formatie, alleen niet meer in Zweden. Het lijkt er op dat ook in Nederland de rol van de koning bij de formatie is uitgespeeld. Na het formatieproces wordt het (nieuwe) kabinet ook doorgaans door de vorst beëdigd (behalve in Zweden).
Hoewel in sommige landen de monarch wetsvoorstellen kan indienen en ondertekenen, ministers kan benoemen en ontslaan en het parlement kan openen en ontbinden, heeft hij in alle landen, behalve in Luxemburg, een contraseign van een minister nodig. Dat betekent dat nagenoeg in alle landen de koning onschendbaar is en dat zijn ministers verantwoordelijk zijn.
Zweden is een extreem voorbeeld: sinds de grondwetswijziging van 1974 heeft de koning daar alleen nog maar een ceremoniële rol. Al zijn bevoegdheden zijn overgeheveld naar het parlement of de minister-president. Zelfs de beëdiging van de ministers behoort niet meer tot zijn takenpakket. Het andere uiterste is Luxemburg. Volgens de uit 1868 stammende Luxemburgse grondwet heeft de groothertog overal zeggenschap over. Hij kan zijn ministers en het parlement benoemen en wegsturen en wetten initiëren en ondertekenen. Dat kan soms ook fout gaan. Zo veroorzaakte groothertog Henri een constitutionele crisis met zijn weigering een wet te ondertekenen die euthanasie onder strikte voorwaarden toestond. Sindsdien wordt er gewerkt aan een herziening van de Luxemburgse grondwet, waarin de groothertog minder speelruimte krijgt.
Een aftreden wordt in alle zeven koninkrijken een abdicatie genoemd, maar alleen Luxemburg en Nederland kennen een traditie van aftredende vorsten. In sommige landen wordt toch nog het koningschap ervaren als 'van God gegeven', waardoor abdiceren uit den boze is. In Nederland stierven alleen Willem II en Willem III als koning der Nederlanden. Groothertog Guillaume IV van Luxemburg stierf in 1912. In Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden is het heel gewoon dat de koning tot zijn dood op de troon blijft zitten. In België deed koning Albert II op 21 juli 2013 afstand van de troon in verband met zijn gezondheid. In 2014 trad de Spaanse koning Juan Carlos, die sinds het herstel van de parlementaire monarchie in 1976 op de Spaanse troon zit, af.
Leopold III, koning der Belgen, besloot vanwege zijn niet onbesproken gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog, 'aan de troon te verzaken'. In 1951 werd hij opgevolgd door zijn zoon, koning Boudewijn. In het Verenigd Koninkrijk heeft in ruim 300 jaar pas één abdicatie plaatsgehad. Edward VIII trad in 1936 af omdat hij wilde trouwen met Wallis Simpson, een gescheiden Amerikaans burgervrouw. Voor de laatste afgetreden Deense koning moeten we nog verder terug: in 1521 werd Christiaan II gedwongen afstand van de troon te doen. Sindsdien zijn alle Deense vorsten overleden terwijl ze koning waren.
Ook de troonsopvolging is niet overal op dezelfde manier geregeld. In alle landen wordt de koning wel door zijn oudste kind opgevolgd, maar alleen in Spanje krijgt een zoon voorrang boven een (oudere) dochter. Verder speelt leeftijd een rol. In vrijwel alle landen geldt voor de troonsopvolger een minimumleeftijd van 18 jaar. Tot het achttiende levensjaar neemt een regent(es) het koningschap waar. In Nederland is bijvoorbeeld koningin Emma acht jaar regentes geweest, omdat Wilhelmina nog minderjarig was. In het Verenigd Koninkrijk kan een minderjarige koning zijn, zonder dat een regent het koninklijk gezag waarneemt. In Zweden dient een troonopvolger 25 jaar oud te zijn, voordat hij de troon bestijgen kan.
Vergeleken met de andere koningshuizen in de EU is het Nederlandse koningshuis niet bijzonder. Wel kennen wij een traditie van abdiceren, in tegenstelling tot vrijwel alle andere Europese landen. Verder is het Nederlandse staatshoofd geen hoofd van een kerk, waardoor hij dus niet wordt gekroond. De Nederlandse koning wordt ingehuldigd in een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal in de hoofdstad Amsterdam. Zo staat dat in de Grondwet. Tijdens de inhuldiging legt hij een eed af, of belooft hij trouw. De opvolging gaat enkel op basis van afkomst en leeftijd.
Sinds 2012 lijkt de koning nauwelijks nog een rol te spelen bij een kabinetsformatie. In 2010 lag het initiatief nog wel bij de koning. Zij, koningin Beatrix, vervulde de rol van staatshoofd, ontving haar adviseurs en benoemde op basis van de verstrekte adviezen informateurs en een formateur. De koning beëdigt en benoemt nog wel de bewindslieden. De benoeming moet natuurlijk gecontrasigneerd worden. Want de koning is onschendbaar.