N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zakkenvullers, graaiers en politici
Anne Bos is verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen
Met enige regelmaat staat de vergoeding van politici ter discussie. Deze maand was de aanleiding de publicatie van de lijst topverdieners in de semioverheid, waarin de inkomsten van ministers om veiligheidsredenen ontbraken. ‘Graaiende ministers blijven geheim’, kopte De Telegraaf op 16 januari op zijn website. De publicatie van de lijst vloeide voort uit de wens de topinkomens in de publieke sector te beperken. Voorstellen daartoe staan in het wetsontwerp ‘normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ dat in november door de Eerste Kamer is goedgekeurd.
Een jaar geleden opperde Kamerlid Jasper van Dijk (SP) dat alle Kamerleden in navolging van de Belgische volksvertegenwoordigers vijf procent van het salaris zouden moeten inleveren. Van Dijk vond dat wanneer het volk te lijden had onder de economische crisis, de volksvertegenwoordigers de buikriem best wat konden aanhalen. Het SP-Kamerlid hield daarmee een traditie in zijn partij hoog. In 1995 maakte het kersverse Kamerlid Remi Poppe (SP) zich onder veel collega-Kamerleden niet geliefd door bij het debat over de raming te verkondigen dat de schadeloosstelling en de onkostenvergoeding best met tien procent omlaag kon. Poppe meende dat de afstand tussen de politiek en degenen die de Kamerleden vertegenwoordigden zo wat kleiner werd. Remkes (VVD) vond het populistische gehalte in de woorden van Poppe buitengewoon hoog. Van Boxtel (D66) meende dat Poppe de indruk wekte het eens te zijn met de ‘bij sommigen levende gedachte dat de mensen die hier aan het werk zijn (…), bestempeld dienen te worden als zakkenvullers’.
Het parlement gaat over het eigen inkomen. Dat heeft in het verleden steevast tot hoogoplopende, soms zelfs krampachtige discussies geleid. Want hoeveel vindt de volksvertegenwoordiger dat hem of haar toekomt? Moet het parlement een afspiegeling zijn van het volk en dus modaal verdienen? Of verliest het parlement aanzien als de verantwoordelijke baan van volksvertegenwoordiger voor een hongerloontje moet worden vervuld? En zijn nevenfuncties nu goed of slecht?
In de jaren zestig ging de schadeloosstelling voor Kamerleden flink omhoog. Daarmee werd het Kamerlidmaatschap definitief gehonoreerd als voltijdbaan. Over de argumenten voor en tegen de verhoging en over de taakopvatting van het Kamerlid, leest u in het hoofdstuk ‘Het parlement in beeld’, van deel 8 van de serie Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 , deel 8, Rondom de nacht van Schmelzer, De kabinetten-Marijnen, -Cals en -Zijlstra (1963-1967).
Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 25 d.d. 28 januari 2013.