N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hervormingen in combinatie met lastenverlichting en onderwijs beste recept
Marcel de Ruiter, verbonden aan Van Oort & Van Oort Public Affairs en Communicatie, schreef deze analyse op persoonlijke titel.
Maandag presenteerde het Centraal Planbureau (CPB) de doorrekening van de verkiezingsprogramma's van tien politieke partijen. Hieruit blijkt dat de plannen van de VVD het best zijn voor de schatkist in 2017 en voor de arbeidsmarkt op de lange termijn. Het PVV-programma is het gunstigst voor de economische groei tot en met 2017, maar scoort slecht als het gaat om verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Op dit punt doet het CDA het het best. Het PvdA-programma pakt de komende jaren het slechtst uit voor de economie, terwijl het SP-programma op lange termijn erg ongunstig is voor de werkgelegenheid. De onderwijsplannen van D66 zijn structureel het best voor de economie.
De analyse laat zien dat een nieuw kabinet niet moet aarzelen de overheidsfinanciën gezond te maken door forse structurele hervormingen in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. Wel is het verstandig een deel van de bezuinigingsopbrengst te herinvesteren: enerzijds in de vorm van lastenverlichting op arbeid en anderzijds door gerichte investeringen in onderwijs. Dit voorkomt dat de economie op korte termijn bezwijkt onder een oplopende lastendruk en houdt het oog tegelijkertijd gericht op de toekomst. Het is de vraag of de onzekerheden omtrent het verdere verloop van de eurocrisis nu werkelijk zoveel aan deze conclusie afdoen.
Het gewenste economische beleid past het best bij de programma's van de Kunduz-coalitiepartijen, maar allereerst zijn op 12 september de kiezers aan zet. Op dit moment komt de Kunduz-coalitie in de peilingen niet tot een Tweede Kamermeerderheid. Betrokkenheid van de PvdA kan na de verkiezingen uitkomst bieden. Hoewel de keuzes van deze partij niet allemaal even gelukkig uitpakken in de CPB-doorrekening, moet het met wat goede wil mogelijk zijn dat de PvdA en de andere partijen tot elkaar komen. De consequentie van deelname van de PvdA is wel dat één of meer andere partijen (GroenLinks, ChristenUnie en/of D66) overbodig kunnen worden voor het behalen van een Kamermeerderheid. Ook paars-plus kan ineens een optie blijken. Als Samsom het spel goed speelt, kan hij de PvdA dus in een sleutelrol manoeuvreren voor de vorming van een middenkabinet.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Welke partijen binnen de komende kabinetsperiode (2013-2017) het hardst ingrijpen in de collectieve financiën blijkt uit de ex ante verbetering van het EMU-saldo in 2017. De VVD doet het meest en komt tot een bedrag van € 16 mld. De PvdA, GroenLinks (beide € 15 mld), CDA, D66, ChristenUnie en SGP (alle € 14 mld) doen echter niet heel veel minder aan bezuinigingen en/of lastenverzwaringen. De PVV komt slechts tot een bedrag van € 7 mld, en de SP tot € 10 mld.
Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met in- en uitverdieneffecten[1]. Na het incalculeren hiervan zien de effecten van de bezuinigingen op het EMU-saldo er ex post heel anders uit dan ex ante. De eerste jaren lekt een groot deel weg via uitverdieneffecten. Dit uitverdieneffect verschilt per partij. Zo is het uitverdieneffect bij de VVD 40%, terwijl dat bij sommige andere partijen (PvdA, D66, GroenLinks) tussen de 50 en 60% ligt. Bij de SGP is het uitverdieneffect maar liefst 68%. De PVV profiteert in 2017 juist van een inverdieneffect. Na verwerking van de uitverdieneffecten blijkt dat het EMU-tekort in 2017 het laagst is bij de VVD: 1,1% BBP. De PVV komt uit op een tekort van 1,3%, de SP daarentegen op 1,8% en de SGP op 1,9%. De andere partijen brengen het tekort in 2017 terug naar ca. anderhalf procent. Van belang is dat sommige partijen de Europese tekortnorm van 3% BBP overschrijden. Dit is het geval bij de PvdA (in 2013), de PVV (2013 en 2014), de SP (2013) en DPK (2013).
Uiteindelijk is het noodzakelijk de overheidsfinanciën houdbaar te maken op de lange termijn. Hiervoor is een relatief beperkt bedrag aan bezuinigingen/lastenverzwaringen nodig van € 7 mld. Voor de verbetering van de houdbaarheid mogen de bedragen ook na 2017 gerealiseerd worden, als partijen maar in de komende kabinetsperiode maatregelen nemen om dit te bereiken. Verontrustend is de relativering die het CPB plaatst bij de verbeteringen van de houdbaarheid. Voor de ontwikkeling van de zorguitgaven heeft het CPB rekening gehouden met een constante uitgavenquote per hoofd van de bevolking, waarbij rekening is gehouden met verschillen in zorguitgaven naar leeftijd. De werkelijke stijging van de zorguitgaven is de afgelopen jaren echter veel hoger geweest dan de economische groei plus het vergrijzingseffect. Volgens het CPB moet een vergelijkbare stijging van de zorguitgaven zelfs met een houdbaarheidstekort van nul, na 2017 worden gecompenseerd met aanvullende ombuigingen, en zal dit gaan om grote bedragen. Een grotere verbetering van de houdbaarheid dan € 7 miljard is dus wenselijk, en ook noodzakelijk om aan de Europese regels voor tekortreductie te voldoen.
Met een verbetering van € 22 mld scoort het CDA het best op het gebied van houdbaarheid, gevolgd door de VVD, D66, GroenLinks en de ChristenUnie (alle € 21 mld). De Kunduz-coalitie is op lange termijn dus het best voor de overheidsfinanciën. De enige partij die niet aan de € 7 mld komt is de PVV, dat de houdbaarheid slechts met € 2 mld verbetert en dus een houdbaarheidstekort van € 5 mld overhoudt.
Door bezuinigingen en lastenverzwaringen gaan de meeste programma's de komende jaren enigszins ten koste van de economische groei. Uitzonderingen zijn de VVD en de PVV (en in mindere mate DPK). Dit wordt veroorzaakt door lastenverlichting en doordat deze partijen fors bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. De negatieve effecten van deze bezuiniging slaan nauwelijks in Nederland neer.
De programma's van de PvdA en de SP, partijen die gewaarschuwd hebben tegen het kapot bezuinigen van de economie, zijn de komende jaren het slechtst voor de economische groei. Het PvdA-programma kost van 2013-2017 jaarlijks 0,5%-punt economische groei. De programma's van SP en GroenLinks verminderen de groei met 0,4%-punt per jaar. De plannen van de PvdA gaan de komende kabinetsperiode ook het meest van alle partijen ten koste van de werkgelegenheid gemeten in arbeidsjaren (negatief effect op de groei ervan met 0,4%-punt per jaar). Het verkiezingsprogramma van de SP is in 2017 het minst ongunstig voor de werkloosheid (opwaarts effect van 0,4%-punt). Bij de PvdA en D66 loopt de werkloosheid het meest op (1,3%-punt).
Uit de berekeningen kan ook afgeleid worden welke verkiezingsprogramma's op lange termijn goed zijn voor de economie, en welke niet. De VVD scoort het best: de effecten op de structurele werkgelegenheid (+3,75%-punt in 2040) en de structurele werkloosheid (-2%-punt in 2040) zijn het gunstigst van alle partijen. Ook de programma's van GroenLinks, het CDA, D66, de ChristenUnie en de SGP zijn op lange termijn gunstig voor zowel de werkgelegenheid als voor vermindering van de werkloosheid. Bij de SP is het precies omgekeerd: het SP-programma kost structureel 3,75%-punt werkgelegenheid en laat de werkloosheid op termijn stijgen. Volgens CPB-directeur Teulings leidt het VVD-programma op termijn tot ongeveer een half miljoen meer banen dan het SP-programma. Ten slotte zijn de onderwijsvoorstellen van D66 het gunstigst voor de economische groei (positief effect op het BBP van 3,5%-punt op lange termijn. Ook de onderwijsplannen van de VVD (+2,9%-punt) en de PvdA (+2,7%-punt) pakken goed uit.
[1] In- en uitverdieneffecten zijn de veranderingen van het EMU-saldo die het gevolg zijn van de macro-economische doorwerking van een maatregel. Bij een inverdieneffect is het ex-post EMU-saldo beter dan het ex-ante saldo, bij een uitverdieneffect is sprake van een verslechtering.