N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ministers die vice-president worden, kan dat, mag dat, is dat een goed idee?
Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht Universiteit Leiden
Kan een zittende minister vice-president worden van de Raad van State? Waarom eigenlijk niet, zou je denken. Het gebeurde al eerder (een betrekkelijk recent voorbeeld is Scholten) en er staat ook niet direct een staatsrechtelijke regel aan in de weg. Daar komt bij dat Nederland klein is en we daarom ook maar een klein reservoir van geschikte topbestuurders kennen die als kandidaat kwalificeren. Meestal hebben die al een betrekking, vaak in de buurt van de politiek of er midden in. Die kleine voorraad heeft ook een cultuur opgeleverd waarin topfunctionarissen goed zijn opgevoed in het kunnen scheiden van verantwoordelijkheden zowel bij het gelijktijdig vervullen van functies als in geval van functieovergang. Zou zittend minister Donner vice-president van de Raad van State worden, dan wordt er ongetwijfeld een modus gevonden voor de behandeling van de wetsvoorstellen die hij als minister (mede) ondertekende.
Dat is in theorie misschien allemaal waar, maar in de praktijk zijn er toch wel wat serieuze vraagtekens te plaatsen bij de aanstaande benoeming van minister Donner als vice-president. Een eerste recente ontwikkeling waarop ik zou willen wijzen is dat we in Nederland eigenlijk geen instantie hebben die, als onafhankelijke instantie, weerwerk kan bieden tegen onberaden voorstellen voor wetgeving. Zijns ondanks wellicht is de Raad van State de afgelopen vijftien jaar, bij gebreke aan rechterlijke toetsing van parlementaire wetgeving en de onmogelijkheid van bestuurlijk beroep tegen wettelijke regels, meer en meer het rechtsstatelijke geweten geworden voor de wetgever. De huidige vice-president heeft, met een ragfijn gevoel voor de geest der tijden, het gezag van de Raad van State opgevijzeld door die gewetensfunctie invulling te geven, die uit te bouwen. Dat soort tegenmacht is wezenlijk omdat parlementaire wetgever zelf steeds dadiger (meer wetgeving), maar ook steeds bestuurlijker, of met een duur woord, gouvernementeler wordt (de afspraken in het regeerakkoord zijn leidend, en wetgeving wordt primair ingezet om beleidsdoelen te bereiken). En er is het zelfversterkende effect: een parlementaire wetgever die vooral beleid maakt en dat ook zo voor het voetlicht brengt, trekt steeds minder volksvertegenwoordigers die zich op een andere manier bezighouden met wetgeving. Goed dat er die – minder gouvernementeel geworden – Raad van State is, maar dat moet wel zo blijven en van de aanstaande kandidaat Donner is, gezien zijn opvattingen (waarvan de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie Grondwet van 24 oktober 2011 een kras staaltje laat zien), niet echt te verwachten dat hij die lijn vast gaat houden.
Nog een argument: de vertoning. Het doet het gezag van de Raad noch die van het kabinet goed dat er zo wordt gerommeld bij het zoeken naar een geschikte kandidaat voor het vice-voorzitterschap van de Raad van State. Was er nu wel of niet een sollicitatieprocedure? Hoe zit dat nou eigenlijk met het gedoe dat Donner eigenlijk de Minister is die over zijn eigen voordracht zou moeten gaan beslissen en waarom heeft dat allemaal zo aangesleept tot het laatste moment. Het heeft elementen van de schijn van belangenverstrengeling en paniekvoetbal.
Ten slotte: Minister Donner is niet zo maar een minister. Hij is bepalend geweest voor de formatie van dit kabinet, het regeer- en gedoogakkoord. Op het moment dat het CDA-smaldeel van de onderhandelaars in de kabinetsformatie 2010 in de touwen lag, nam hij de regie daarover achter twee gesloten houten deuren over. De aanstoot ertoe en de inhoud ervan zijn van zijn hand. Natuurlijk, hij kan als vice-president van de Raad van State wegstappen bij de wetsvoorstellen die van zijn hand zijn (dat zijn er niet eens zoveel, want het kabinet is nog maar een jaar bezig), maar hij kan zich niet eenvoudig terzijde houden van alle wetsvoorstellen die voortvloeien uit het regeerakkoord in de komende drie jaar. Kunnen ministers vice-president worden van de Raad van State? ‘Jazeker’. Kan deze minister vice-president worden?: ‘Nee, dat zou onverstandig zijn.’