N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘De afbreuk van de ivoren toren’
DEN HAAG (PDC) - Verkeert de rechtsstaat in een crisis? Moeten politici en rechters zich wel met elkaars werk bemoeien? Moeten rechters tot verantwoording worden geroepen of moet hun onafhankelijkheid gekoesterd worden? Een breed scala aan soortgelijke vragen werd besproken tijdens het debat ‘Uw rechtspraak is de mijne niet!’ op woensdag 8 juni. Dit was het derde debat georganiseerd door perscentrum Nieuwspoort, het Montesquieu Instituut en het Huis voor Democratie en Rechtsstaat.
‘Rechtspraak en wetgeving in opspraak’ was het thema van het debat. Volgens Montesquieu’s ‘trias politica’ zouden de drie machten gescheiden moeten blijven, maar tegenwoordig lijken rechters en politici elkaar te bekritiseren. Ook de media en burgers lijken zich er mee te bemoeien. Onder leiding van Max van Weezel gingen juristen, politici, wetenschappers en het publiek hierover in debat.
Volgens Syp Wynia (redacteur en columnist bij de Elsevier) bestaat de ‘trias politica’ niet meer in zijn zuivere vorm in Nederland. Rechters uiten al jaren kritiek op de wetgeving, maar “als politici rechters bekritiseren is er meteen een crisis in de rechtsstaat” riep hij verbaasd uit. Hij beweerde dat wat er op het moment speelt “geen ondermijning, maar herstel van de rechtsstaat” is om de deuk in het vertrouwen van de rechtsstaat weer te boven te komen. “’Het einde van de rechtspraak’ is pure flauwekul” vond ook Reinier van Zutphen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.
Wynia schetste vervolgens het beeld van een ‘ivoren toren’ waarin rechters zich isoleren van de samenleving en de scheiding der machten als excuus gebruiken. Van Zutphen meende dat rechters uit die ivoren toren moeten komen, gemaakte fouten moeten erkennen en kritiek van politici moeten accepteren. Jan Boone (advocaat en criticus van de rechterlijke macht) stelde daarentegen “als de rechter zijn werk goed doet, mag hij best blijven zitten [in zijn ivoren torentje]”.
Boone was van mening dat de politiek zich niet met de rechtspraak moet bemoeien en moet stoppen met het uithollen van het spectrum aan straffen door middel van wetgeving. CDA-kamerlid Madeleine van Toorenburg sloot zich hier gedeeltelijk bij aan, maar stelde ook dat de beleidsvrijheid van rechters ingeperkt mag worden. Leny de Groot – van Leeuwen (hoogleraar Rechtspleging) deelde die mening en benadrukte dat politici uitspraken van de rechter niet in twijfel mogen trekken.
Op hun beurt moeten rechters meer afstand nemen van het bestuur en de politiek, volgens De Groot – van Leeuwen. Ze beweerde dat afstand tussen beiden wederzijdse kritiek en feedback bevordert. Theo Hiddema (strafpleiter) vond het echter niet raar dat rechters zich met de politiek bemoeien, aangezien rechters ook politieke besluiten moeten uitvoeren. Van Zutphen voegde daar aan toe “rechters hoeven niet timide te zijn als ze hun vak goed uitvoeren”.
Van Toorenburg sprak van communicatieproblemen in plaats van een vertrouwenskwestie in de rechtsstaat. Rechters zouden beter aan het publiek uit moeten leggen hoe ze tot een bepaald besluit zijn gekomen. Boone voegde daaraan toe dat een rechter die goed uit kan leggen waarom hij een straf oplegt meer wordt gewaardeerd. Daarnaast suggereerde De Groot – van Leeuwen dat politici en journalisten rechters vaak tot uitspraken lokken om een onderwerp interessant te maken.
Toch waren alle sprekers het erover eens dat rechters voor het leven benoemd moeten blijven worden om hun onafhankelijkheid te waarborgen. Bovendien geloofden Boone, De Groot – van Leeuwen en Hiddema dat meer diversiteit en evenwichtigheid in de samenstelling, en minder arrogantie de rechterlijke macht ten goede zou komen.