N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De historische betekenis van Mansholt voor Europa
Sicco Mansholt (PvdA) was minister van Voedselvoorziening en Landbouw van 1945 tot 1958, vice-voorzitter van de Europese Commissie, verantwoordelijk voor landbouw van 1958 tot maart 1972, en daarna tot januari 1973 voorzitter van diezelfde Commissie. Zijn grootste wapenfeit is dat hij er tussen 1958 en 1968 in slaagde het belangrijkste obstakel op weg naar verdere Europese economische integratie op te ruimen. Hij schoof de diverse soorten van landbouwpolitiek van de lidstaten opzij en verving die door één gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat door Brussel zou worden bepaald.
Om alle lidstaten mee te krijgen, zag hij zich genoodzaakt te starten met hoge garantieprijzen en tariefmuren. Het politieke motief doorkruiste de economische logica, maar Mansholt ging ervan uit dat hij in de volgende fase van het integratieproces de prijzen en tarieven omlaag zou kunnen brengen. In het verdrag tot oprichting van de EEG was namelijk afgesproken dat de lidstaten in de periode 1966-1970 het vetorecht zouden inleveren. Onder druk van de Franse president De Gaulle werd daar echter een streep doorgezet. Mansholt was daarna niet bij machte de prijzen voldoende om te buigen. Dat leidde tot grote problemen: boterbergen, mestoverschotten, onverantwoorde schaalvergroting ten koste van de natuur, exportschade voor ontwikkelingslanden en enorme begrotingstekorten in Brussel.
Daartegenover stond de niet te becijferen winst dat het gezamenlijk bouwen aan Mansholts GLB er belangrijk toe bijdroeg dat aartsvijanden Frankrijk en Duitsland zich definitief met elkaar verzoenden. Kanonnen werden vervangen door boter.
De opvattingen van Mansholt domineren nog altijd elk debat over mogelijke hervormingen van het GLB. Door zijn toedoen werd in 1958 algemeen aanvaard dat er in een modern, geïndustrialiseerd Europa plaats moest worden ingeruimd voor een sterke, economisch verantwoorde landbouwsector. Van fundamenteel belang zijn verder nog het beruchte structuurplan-Mansholt uit 1968, waarin hij pleitte voor rigoreuze sanering en schaalvergroting, en zijn inzet voor de ecologische ideeën van Grenzen aan de groei, het rapport van de Club van Rome uit 1971.
Ten slotte kan hij model staan voor een geëngageerd en charismatisch Europees politicus. Brussel is wel toe aan een tweede Mansholt. Als commissaris bedreef hij politiek pionierswerk op hoog niveau. De eerste marathonvergaderingen waarop – onder zijn aanvoering – de knopen werden doorgehakt, zijn legendarisch. Landbouw werd in de jaren zestig de eerste werkelijk Europese politiek, de motor voor verdere integratie. Hij werd het dynamische gezicht van Europa, niet alleen in Nederland. Mansholt had flair en visie. Grensoverschreidende solidariteit met Europese paupers en achtergebleven regio’s, daarmee wilde hij het democratisch-socialisme op een hoger plan tillen.